Ooit kende de UT een bridgeclub: de Bridge Kring Drienerlo. In de jaren 90 zorgt de studentenclub voor een ware affaire. Hoe zit dat? Het verhaal kent zijn oorsprong in de Nacht van Almelo, een bridgewedstrijd gespeeld in de nacht dat de klok een uur wordt teruggezet. Tijdens deze nacht speelt een deelnemer van Bridge Kring Drienerlo met een hoed op.
Enkele weken later vindt het Twents Kampioenschap bridgen (TCK) in Deurningen plaats. Bij de studenten ontstaat het idee om met het gehele team opnieuw met hoofddeksel te spelen, als een soort teamtenue. Op de een of andere manier krijgt districtsbestuurslid en competitieleider, Frans van den Broek, lucht van de zaak.
‘Ik weet nog dat ik Van den Broeks winkel in Hengelo binnenstapte om ons als team in te schrijven’, vertelt Geon Steenbakkers, voormalig lid van Bridge Kring Drienerlo. ‘Hij ging flink tekeer over de hoeden. Het viel helemaal verkeerd. Volgens hem druiste het in tegen de etiquette. Van den Broek zei dat hij op de hoogte was van ons voornemen. Dat deed hij op een manier die ons deed steigeren.’
‘Mede gevoed door onvrede over het toenmalige districtsbestuur, dat wij als ouderwets zagen, kwamen wij alsnog met hoed naar het TCK. Tot mijn verbazing was daar een fotograaf aanwezig, die ons als groep met hoeden op de foto zette. Deze fotograaf bleek later door Van den Broek geregeld te zijn. Ik denk om bewijsmateriaal te verzamelen van onze actie. Tijdens de avond is er verder weinig gebeurd. De meeste bridgers vonden het een ludieke actie. Ik weet nog dat het op een gegeven moment vooral loeiheet was: bridgen met hoed op.’
Foto: de studentenbridgers (met hoed) op het Twents Kampioenschap. Tweede van rechts: Geon Steenbakkers.
Na afloop van het kampioenschap reageert Van den Broek furieus in het UT-Nieuws. De competitieleider zegt het niet te kunnen schelen hoe de studenten er binnen hun eigen vereniging bijlopen. ‘Voor mijn part zitten ze daar allemaal in hun blote kont aan tafel. Maar tijdens een openbare bridgewedstrijd kunnen geen hoeden gedragen worden en zeker niet door jongens.’ En verder: ‘Waar gaan we naartoe als we alles maar normaal gaan vinden. Zo wordt het van kwaad tot erger.’
Tijdens de daaropvolgende districtsvergadering staat de ‘hoedenaffaire’ als belangrijkste punt op de agenda. ‘Een van de bestuursleden noemde mij daar zelfs ‘onwelopgevoed’, zegt Steenbakkers. Uiteindelijk leidde dit tot hoogoplopende gemoederen tijdens de ALV en trad het voltallige bestuur af. Ik werd tot vicevoorzitter benoemd: een soort wisseling van de wacht. De schorsing van één seizoen, die ons in eerste instantie was opgelegd, werd herroepen. Zo liep het uiteindelijk met een sisser af. Eigenlijk had het ook heel weinig om het lijf.’
‘Achteraf zie ik het meer als oud tegen jong, rebellerende jeugd tegen het gezag. Zo was het nooit bedoeld, maar dat werd het vanaf het moment dat ik een paar dagen voor de wedstrijd binnenstapte in de winkel van Frans van den Broek. Ik kwam hem overigens, vele jaren later, nog eens tegen in de trein van Deventer naar Nijmegen. We hebben toen gezellig een half uur gekletst. De hoedenaffaire kwam niet ter sprake. Misschien was dat vergiffenis? Ik koester in ieder geval totaal geen wrok.’