Afhankelijk van hoe je je voelt, komt er na die eerste gedachten een hele trein van andere gedachten. Voel je je goed, dan gaat dat bijvoorbeeld zo: ‘Natuurlijk gaat dat goedkomen, er werd heel positief gereageerd op m’n presentatie laatst op die conferentie. En ik vond het gesprek met m’n begeleider wel lastig gister, maar ik heb nu wel veel helderder welke kant ik op moet. En als ik straks die statistiekcursus heb gedaan, dan krijg ik vast ideeën over hoe ik die analyses aan moet pakken.’
Niks aan de hand dus, en je gaat vrolijk aan het werk.
Maar op het moment dat je je wat minder voelt, kan diezelfde gedachte over of het ooit goed gaat komen leiden tot een hele andere trein: ‘Ik denk het niet. Ik heb het idee dat m’n begeleider het ook niet meer ziet zitten, hij stelde zulke kritische vragen tijdens ons laatste gesprek. En dan moet ik ook nog die statistiekcursus gaan doen, ik ben helemaal niet goed met cijfers, m’n tentamen statistiek heb ik drie keer over moeten doen. En dan zijn er ook nog al die deadlines die eraan zitten te komen en die ik echt nooit ga halen, kan niet anders. En ik ben al zo moe.’
En ja hoor, daar is de stress. En is het plots heel veel interessanter om met je collega te gaan praten, Facebook te checken en alles te gaan doen behalve gewoon lekker aan het werk met wat er moet gebeuren.
Wat je denkt lijkt op het moment dat je het denkt heel erg WAAR. Of het nou negatief of positief is, je gelooft wat je denkt. Want ja, ik denk het, dus klopt het toch? Wat ik denk is gewoon zo, het is waar.
Maar is dat zo?
Het mooie is, dat dat nou juist niet het geval is: wat je denkt, is enorm afhankelijk van je gemoedstoestand, of je goed of slecht geslapen hebt, of de zon schijnt of niet, of je net ruzie hebt gehad of juist lekker hebt gevreeën.
En het lastige: we geloven alles wat we in een sombere bui denken. En vergeten voor het gemak dat we er heel anders over denken als we een goed humeur hebben. We maken het zelfs nog een graadje erger, en gaan met anderen praten over wat we denken als we in die sombere bui zijn. En onderbouwen dan heel overtuigend waarom dat zo is. Waardoor die ander ons gelooft, en mee gaat zoeken naar een oplossing.
En daarmee maak je je eigen gedachten een vaststaand feit, de absolute waarheid. En denk je dus voortaan ‘dat het nooit goed gaat komen met dat proefschrift’, of wat dan ook maar jouw variant van gedachte is.
Killing dus, die negatieve gedachtentreinen. En schadelijk voor je proefschrift… Want meegaan in die negatieve gedachtentreinen maakt dat je je onzeker gaat voelen, niet meer weet wat je moet doen, lastiger kunt focussen, uitstelgedrag gaat vertonen.
Wat kun je doen?
Als eerste: heb in de gaten dat je in een negatieve gedachtentrein zit.
Vervolgens: weet dat die gedachtentrein weliswaar heel waar lijkt, maar dat niet is. En dus hoef je ook geen oplossingen te zoeken voor die zogenaamde waarheid, en hoef je al helemaal niet te besluiten om te stoppen met promoveren ‘omdat je het tóch nooit kunt’.
Leer om naar zo’n gedachtentrein te kijken alsof het inderdaad alleen maar een trein is die voorbij komt rijden, of om ‘m te zien als een wolkje aan de lucht, of als een slechte film waar je een zak chips bij eet. En je vervolgens rustig wacht tot die trein voorbij, die wolk weer weg of die film voorbij is. Het gaat wel goedkomen met dat proefschrift!
Arjenne Louter is een communicatie-expert in zowel mondelinge als schriftelijke communicatie met ruim 20 jaar ervaring. Ze begeleidt en coacht promovendi bij het gehele proces van promoveren en heeft inmiddels duizenden promovendi geholpen met het succesvol en op tijd promoveren. Ze is de Nederlandse PhD Coach. Voor meer informatie: louterpromoveren.nl