![]() |
Marloes Letteboer (34) is getrouwd met Jeroen Wijnhout (33) die eveneens technische natuurkunde studeerde aan de UT. Ze wonen in Hengelo en hebben een zoon (bijna 1 jaar) en dochter (2). Letteboer studeerde TN tussen 1993 en 1999. De vijf jaar daarna promoveerde ze in het Universitair Medisch Centrum in Utrecht op het gebied van biomedical imaging. `Ik ben van de toegepaste natuurkunde, ik moet zien wat ik er mee kan.' Na haar promotie in 2004 werd ze coördinator en docent van het masterprogramma Biomedical Imaging in Utrecht. Op 1 november begon de alumna als opleidingsdirecteur aan de UT. Ze volgde Clemens Pouw op. Foto: Arjan Reef |
Als Marloes Letteboer (34) vertelt wat ze gestudeerd heeft, is `moeilijk' vaak het eerste dat ze hoort. `Dat vind ik jammer. Ik zou liever hebben dat mensen zeggen: wat interessant.' Haar keuze voor technische natuurkunde (TN) was `niet doordacht'. `Ik had geen idee wat me te wachten stond of wat ik ermee kon worden. Maar ik was er goed in en ik vond het leuk. Bovendien had ik een goede docent die me stimuleerde natuurkunde te gaan studeren.'
`Het verbaasde me dat ik minder moeite had met de studie dan mensen die ik slimmer achtte. Ik werkte altijd hard, dat was ik gewend van de middelbare school. Misschien was ik naïef; het viel me toen pas op dat niet iedereen leerde', vertelt Letteboer. Haar eerste studiejaren woonde ze bij haar ouders in Losser en had daar haar vriendenclub. Op de campus bekleedde ze functies in verschillende commissies van studievereniging Arago.
Haar carrière na haar studie speelde zich tien jaar af in het UMC in Utrecht. Bij terugkomst trof ze een opleiding die er goed voor staat. `Er zijn op dit moment geen grote problemen waar ik direct mee aan de slag moet omdat het anders misgaat. Dat is prettig, ik kan rustig inwerken. Een zorgpunt blijft de instroom. Het aantal studenten in Nederland neemt toe, maar de UT gaat daar niet in mee. Dat geldt in de breedte, maar voor de bètastudies is de zorg nog groter.'
Letteboer is realistisch genoeg te beseffen dat maatregelen om dat te verbeteren niet komende september al tot een hogere instroom leiden. `Ik wil bewust bezig zijn met het beeld dat we uitstralen. Het is moeilijk te voorspellen hoe scholieren een studie kiezen of er op afknappen. Een slechte spreker op je voorlichtingsdag kan zo een aantal aanmeldingen schelen. Je moet er bovendien voor waken de studie te presenteren als enkel een onderzoeksopleiding. Niet alle leerlingen willen onderzoeker worden. Dat betekent niet dat TN dan maar een beroepsopleiding moet worden. We moeten scholieren wel laten zien dat je met de studie ook andere dingen kunt gaan doen. Natuurkundigen vind je overal, bijvoorbeeld in de consultancy of in raden van bestuur. Je leert bij ons een manier van probleem oplossen. De studie richt zich op natuurkundeproblemen, maar de methode is universeel.'
`Als je vraagt wat ik over tien jaar bereikt wil hebben, dan hoop ik dat natuurkunde meer mainstream is. Het beeld dat de studie moeilijk is, vormt een groot probleem. Niet alleen het slimste jongetje van de klas kan natuurkunde studeren. Je hoeft geen mensen met een vijf voor wis- en natuurkunde aan te trekken. Maar tegen scholieren die zonder te leren een zeven halen, zeg ik, kom hier dan maar eens leren.'
`Je moet leerlingen op vroege leeftijd interesseren, het liefst al op de basisschool.' Wat dat aangaat kan er volgens Letteboer nog wel het een en ander veranderen. `Wie geven er les op de basisschool? Studenten van de pabo. Dat zijn vaak alfa's. Die houden ervan een verhaal over aardrijkskunde of geschiedenis te vertellen, maar hebben minder affiniteit met wis- en natuurkunde. Hoeveel leerkrachten zeggen in de klas, leuk we gaan een proefje doen?'
Terwijl veel leerlingen dat interessant vinden, vermoedt Letteboer. `Ze zijn nieuwsgierig genoeg. Als je ziet hoeveel scholieren tijdschriften als Kijk en Quest lezen. Toch kiezen ze eerder voor een alfastudie. Er moet meer aandacht komen voor bèta in het lager en middelbaar onderwijs.' In die strijd ziet Letteboer één grote pré. Waar alfaopleidingen nog wel eens opleiden tot werkloosheid, zijn bèta's gewild op de arbeidsmarkt. `Vrijwel al onze studenten krijgen snel een baan.'