Vorige week is het rapport naar de Tweede Kamer gestuurd. De evaluatiecommissie onder leiding van oud-VSNU-voorzitter Rien Meijerink, wil geen politiek standpunt innemen, maar zegt toch dit: het zou een stuk goedkoper zijn om het geld gewoon aan de universiteiten te geven of aan de onderzoekstak van het bedrijfsleven.
Inderdaad verdedigde minister-president Mark Rutte daarmee het schrappen van het onderzoeksgeld uit het Fonds Economische Structuurversterking: hij wil het bedrijfsleven belastingvoordeel geven voor onderzoek en ontwikkeling. De huidige subsidies werken niet, zei Rutte.
De commissie lijkt het daarmee eens. De verdeling van het FES-geld verliep onvoorspelbaar. Ook kwamen de onderzoeksvoorstellen nogal complex tot stand, doordat de ministeries zowel bij het indienen als het begeleiden betrokken waren.
Het FES-geld van de overheid – de afgelopen jaren is bijna drie miljard euro uitgegeven – werd als volgt verdeeld. Eerst bepaalde de politiek op grond van allerlei adviezen hoeveel geld er beschikbaar was. Departementen mochten daarna in samenspraak met bedrijfsleven en kennisinstellingen projectvoorstellen indienen op onderwerpen als grootschalige researchfaciliteiten, innovatieprogramma’s, toponderzoek en onderwijs. Die werden door het Centraal Planbureau en een ‘commissie van wijzen’ getoetst op relevantie en kwaliteit. Als één van die twee negatief oordeelde, kreeg het voorstel geen geld.
De details en randvoorwaarden waren nogal complex en de regels wisselden ook telkens.Gegeven de tijd die ambtenaren en beoordelaars moeten investeren kostte één bepaald project al acht ton om te beoordelen, terwijl de subsidie maar vijf miljoen bedroeg. Dat is “niet goed verteerbaar”, vindt de commissie.
Het systeem had ook zijn goede kanten. Het FES zorgde voor extra private investeringen in onderzoek, zeiden sommige betrokkenen tegen de rapporteurs. Er ontstond ook ‘focus en massa’ in het onderzoek, oftewel betere samenwerking en minder versplintering. Maar anderen spraken van “gelegenheidsconsortia”, die de verdeeldheid eigenlijk niet hebben opgelost.
Het is ook niet goed dat ambtenaren betrokken waren bij het indienen én beoordelen. Dat zorgde voor “koehandel”, menen betrokkenen. “Departementen spreken af wie wie steunt bij welk voorstel en voor welk (aangepast) bedrag.”
Kortom, de commissie oordeelt vernietigend. Toch levert dat geen politiek probleem op, nu het zogeheten Fonds Economische Structuurversterking voor meevallers uit de aardgasbaten is geschrapt. De aanbevelingen zijn “nu niet relevant”, aldus minister Maxime Verhagen van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie.
HOP, Bas Belleman