Oud UT-student en D66-fractielid Martijn Braber wil dat er één integrale visie komt voor studentenhuisvesting. Daarin moet een keuze worden gemaakt tussen het strenge beleid dat de afgelopen jaren is ingevoerd (inclusief de omzettingsvergunning en de maximumpercentages voor onzelfstandige bewoning), of minder strenge regels, maar met effectieve handhaving.
Peiling
D66 hield onlangs een peiling om huisvestingsproblemen van studenten in kaart te brengen. Daaruit bleek dat 38% van de 124 respondenten problemen heeft ervaren met het vinden van een woning. Bij 15 gevallen ging het om problemen met de omzettingsvergunning.
De peiling was aanleiding voor de gemeenteraad om opnieuw over onzelfstandige bewoning te praten. De geldende maximumpercentages voor onzelfstandige bewoning per stadsdeel zijn door de coalitie van PvdA, VVD, CDA en BBE de laatste jaren flink aangescherpt.
‘Iedereen vindt een kamer’
Volgens VVD-wethouder Jeroen Hatenboer wil D66 een niet bestaand probleem oplossen. ‘D66 zegt dat er 5000 studentenwoningen te weinig zijn. Dat is totaal uit de lucht gegrepen. Tussen 2010 en 2020 zijn er slechts 400 nieuwe voorzieningen voor studenten nodig. We doen het hartstikke goed. En natuurlijk was het de eerste paar maanden van het studiejaar misschien druk zoeken naar een kamer, maar daarna heeft iedereen een plek gevonden.’
De maximumpercentages voor onzelfstandige bewoning deren studenten dus niet echt, vindt Hatenboer. ‘De maximumpercentages zijn ingesteld omdat we te maken hebben met een grote groep mensen uit de Midden- en Oost-Europese landen. Ze zijn niet gericht tegen studenten.’
De D66-fractie is niet tevreden over de reactie van Hatenboer. ‘Hij reageert niet op de problemen die wij aankaarten’, vindt Braber.
