Het ministerie spreekt van een studievoorschot. Dit voorschot bestaat uit een beurs voor studenten van wie de ouders minder dan 46.000 euro per jaar verdienen, daarnaast bestaat het uit een lening en een collegegeldkrediet. De aanvullende beurs kan oplopen tot 365 euro per maand voor studenten met ouders die minder dan €30.000 verdienen.
Boven dat inkomen loopt het bedrag terug. De maximale lening is het bedrag dat studenten nu al kunnen lenen plus eventueel het bedrag van de huidige basisbeurs (voor uitwonenden). De basisbeurs voor alle studenten vervalt, ongeacht het inkomen van hun ouders.
Met D66 en GroenLinks is hierover maandenlang onderhandeld. Bussemaker heeft de steun van beide oppositiepartijen nodig om zich te verzekeren van een meerderheid in de Eerste Kamer.
De minister wilde in eerste instantie dit jaar het sociaal leenstelsel invoeren en volgend jaar de ov-studentenkaart omzetten in een kortingskaart. Die maatregelen zouden de staatskas 1,2 miljard euro moeten opleveren. In december werden beide maatregelen met in ieder geval een jaar uitgesteld.