Vanaf komend studiejaar krijgen nieuwe studenten – ook nieuwe masterstudenten – geen basisbeurs meer, wat studeren duizenden euro’s duurder maakt. Het kabinet wil hiermee tot achthonderd miljoen euro bezuinigen. De opbrengst moet ten goede komen aan het hoger onderwijs.
Bussemaker blikt in haar weblog terug op de tijd dat de basisbeurs werd ingevoerd en studenten er fel tegen protesteerden. 'Hoe je ook terugkijkt op die tijd, feit is dat met de invoering van de basisbeurs het aantal studenten verviervoudigd is', aldus Bussemaker. 'Feit is ook dat alle angstbeelden over studenten die niet meer zouden kunnen gaan studeren niet bewaarheid zijn geworden.'
Er zijn dus veel studenten bijgekomen. 'Tegelijkertijd zien we dat het knelt', stelt de minister. 'Collegezalen zitten bomvol, de groei van het docentencorps is achtergebleven bij de studentenaanwas, studenten klagen over gebrek aan uitdaging.'
Politieke keuze
Dus is er volgens haar maar één vraag: 'Gaan we door met de basisbeurs of investeren we het geld dat nu nog in de portemonnee van studenten terechtkomt, in kwaliteit? Dat is een politieke keuze.'
Ze snapt dat sommigen een andere keuze zouden maken. 'Dat de basisbeurs wordt afgeschaft is niet leuk voor aankomende studenten. Dat besef ik terdege. Zeker als dat gebeurt net als jij gaat studeren. Maar ook dat hoort bij keuzes maken: je kunt niet iedereen te vriend houden als je het algemeen belang nastreeft.'
Ze noemt het afschaffen van de basisbeurs en het introduceren van een nieuw leenstelsel 'gewoon een goed plan'. 'We gooien geen geld meer over de balk door basisbeurzen te verstrekken aan studenten die het niet nodig hebben', legt ze uit. 'In plaats daarvan investeren we in kwaliteit van onderwijs, we handhaven de toegankelijkheid door de aanvullende beurs te verhogen (met honderd euro per maand) en we verlichten het aflosregime.'
Morgenmiddag zal ze nogmaals horen hoe de tegenstanders van het studievoorschot hierover denken. Ze weet zich al verzekerd van de steun van regeringspartijen VVD en PvdA, maar ook van D66 en GroenLinks. Die laatste twee zijn noodzakelijk voor een meerderheid in de Eerste Kamer.