Sommige studenten hebben meer geluk dan andere, werd in december bekend. Zij kunnen al voor 1 september aan hun master beginnen en krijgen daardoor toch nog een basisbeurs voor hun hele opleiding. Dat kan al gauw duizenden euro’s schelen, zeker voor meerjarige masteropleidingen.
Toen studenten daar achter kwamen, vroegen verschillende medezeggenschapsraden hun college van bestuur om de inschrijfdatum naar voren te halen. Dan zouden studenten die bijvoorbeeld in juni hun bachelordiploma behalen, per 1 juli kunnen worden ingeschreven. Gevolg: toch nog een basisbeurs.
Dat is dus níet de bedoeling, schrijft minister Bussemaker van Onderwijs nu aan hoger onderwijsinstellingen. Instellingen mogen niet 'actief hun beleid of de uitvoering ervan aanpassen in verband met de naderende veranderingen in de studiefinanciering'. Dat was immers niet de bedoeling van de wet, aldus de minister.
Maar opleidingen waar studenten nu al meerdere keren per jaar kunnen beginnen, hoeven hun regels niet aan te passen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de opleidingen geneeskunde. Die hebben meerdere inschrijfmomenten, omdat studenten op verschillende momenten aan hun coschappen beginnen.
In de brief aan onderwijsinstellingen zet de minister uiteen wat er allemaal gaat veranderen door de Wet Studievoorschot. Behalve het overgangsrecht voor masterstudenten legt ze ook de veranderingen in de medezeggenschap uit en wijst ze nog maar eens op de miljoeneninvesteringen die op termijn mogelijk worden dankzij het verdwijnen van de basisbeurs.
Reactie UT
Beleidsmedewerker onderwijs Inge Boomkamp reageert: 'Zoals gemeld in december kunnen UT-studenten die de bachelor afronden zich maandelijks inschrijven voor een UT-master. Daardoor is het voor bepaalde studenten, mits ze voldoen aan de andere voorwaarden uit de inschrijvingsregeling, mogelijk om al vòòr 1 september ingeschreven te staan. Dit is staand beleid. De UT heeft de inschrijfdatum niet naar voren gehaald of anderszins het beleid aangepast om aan de datum van 1 september te ontkomen.'