Het nieuwe rapport van de Onderwijsinspectie begint met een klein tafereeltje van een afstuderende studente: ‘Op een feestelijke bijeenkomst in de aula, met haar familie in de zaal en terwijl haar vriendje foto’s maakt, krijgt ze eindelijk haar masterdiploma uitgereikt. Daar heeft ze al die jaren naartoe gewerkt, ze is blij en trots.’
Ze is niet voor niets trots, schrijft de Onderwijsinspectie. Maar daarna volgen 37 bladzijden vol kanttekeningen. Want weten we wel zeker dat de ‘lange reeks van schriftelijke tentamens en praktijkopdrachten’ die de studente heeft afgelegd goed genoeg was? Wie bepaalt eigenlijk wat een goed tentamen is?
Toetsdeskundigheid docenten
De inspectie denkt er kennelijk het hare van: ‘Hoewel er weinig onderzoeksgegevens beschikbaar zijn over de kwaliteit van de toetsing in het hoger onderwijs, bestaat er een brede consensus dat er ruimte voor verbetering is.’
Er is wel wat aandacht voor toetsen in het hoger onderwijs, maar er is nog altijd weinig bekend: de inspecteurs konden nauwelijks iets vinden over de toetsdeskundigheid van docenten, stellen ze zelf.
En het is ook de vraag wat de inspectie moet denken van alle goede bedoelingen die de hogescholen en universiteiten nu tentoonspreiden. De huidige aandacht voor toetsing ‘leidt bovendien tot nieuwe onderzoeksvragen, bijvoorbeeld over de effectiviteit van verschillende aanpakken’. Daarvoor is dus meer onderzoek vereist.
Samenwerking sleutelwoord
Maar er zou ook al veel gewonnen zijn als alle betrokkenen samen over toetsbeleid nadenken, oppert de inspectie: ‘Docenten kunnen nooit in hun eentje de toetsing op een hoger niveau brengen. Samenwerking is hier het sleutelwoord.’
Dus moet iedereen meedoen. Ook managers moeten zich in de materie verdiepen. ‘Aandacht voor toetsdeskundigheid is nodig in de hele opleiding: niet alleen bij docenten en examencommissies, maar ook bij coördinatoren en onderwijskundig leiders.’
Natuurlijk gebeurt er al wel het een en ander. Bij de hogescholen zijn allerlei initiatieven genomen: onder het motto ‘vreemde ogen dwingen’ gaan hbo-opleidingen bij elkaar in de keuken kijken. Maar tussen het hbo en het wetenschappelijk onderwijs gaapt nog altijd een kloof, terwijl men volgens de inspectie best iets van elkaar kan leren.
‘Van uitwisseling van good practices over de sectorgrenzen van hbo en wo heen is nog nauwelijks sprake. Lerende peerreviews rond professionaliseringstrajecten zouden de kennisdeling kunnen voeden.’
Universiteiten enthousiast
Minister Bussemaker vindt het een goed advies en ook universiteiten en hogescholen zijn volgens haar enthousiast. De koepelverenigingen van universiteiten en hogescholen gaan erover praten. En dat wetenschappelijk onderzoek naar toetsing waar de inspectie voor pleit? ‘Ik treed met de koepels in gesprek over de wijze waarop onderwijskundig onderzoek kan bijdragen aan het versterken van de kwaliteit van de toetsing in het hoger onderwijs’, laat ze de Tweede Kamer weten.
Het huidige rapport vloeit voort uit een eerder onderzoek van de inspectie naar de examencommissies in het hoger onderwijs. Die zijn immers verantwoordelijk voor de kwaliteit van toetsing binnen een opleiding. Vooral bij de universiteiten viel nog veel te verbeteren, stelde de inspectie toen.