Eén op de zeven promovendi krijgt een ‘dubieus contract’, concludeerde het PNN vorige maand in zijn jaarlijkse monitor. De arbeidsvoorwaarden zouden niet al te best zijn: promovendi werken meer uren dan in hun contract staat, krijgen maar een kortlopend contract of moeten genoegen nemen met een deeltijdaanstelling.
Alarmerend
GroenLinks-Kamerlid Zihni Özdil trok aan de bel bij demissionair minister Bussemaker. Is de situatie echt zo alarmerend als uit de monitor blijkt? Het valt allemaal wel mee, antwoordt ze. ‘Het beeld dat de arbeidsvoorwaarden van promovendi in Nederland zijn verslechterd, herken ik niet.’
Hoewel promovendi niet altijd een fulltime aanstelling hebben en hun contracten inderdaad regelmatig korter duren dan vier jaar, zijn ze volgens de minister niet dubieus, zoals PNN beweert. ‘De dienstverbanden van drie jaar zijn over het algemeen een vervolg op een (tweejarige) research master of masterscriptie, die basis biedt voor een verdere promotie.’
Bussemaker vindt wel dat universiteiten promovendi niet fors meer uren moeten laten werken dan is afgesproken. Maar dat de situatie van promovendi steeds penibeler wordt, gelooft ze niet. Ze wijst onder meer op het aantal vierjarige promotietrajecten dat ten opzichte van het jaar ervoor niet is veranderd.
Vraagtekens
Bovendien zet ze haar vraagtekens bij de onderzoeksmethode van de monitor. ‘De vergelijking tussen slechts twee jaar, 2015 en 2016, is te gering om daaruit conclusies te trekken.’
Wel zegt ze het belangrijk te vinden dat promovendi voldoende arbeidsmarktperspectief hebben, binnen of buiten de universiteit. Daarover wil ze graag van gedachten wisselen met het PNN en universiteitenvereniging VSNU.