Tijdens het Impactfestival in Amersfoort overhandigen de universiteiten vandaag hun nieuwe onderzoeksagenda aan D66-minister Van Engelshoven. Leading the way through cooperation in a digital society, luidt de ondertitel.
Digitalisering is de rode draad in hun plannen, want die komt in vrijwel alle onderzoeksgebieden terug: denk maar aan gezondheidszorg, onderwijs, economie, ruimtelijke ordening, veiligheid en natuurlijk in de bloeiende data science zelf. Op deze terreinen willen de universiteiten wereldwijd vooroplopen.
Vrijheid bevechten
Maar ze presenteren deze agenda niet alleen omdat ze zo trots zijn op hun plannen. Ze bevechten er ook de vrijheid van de wetenschap mee: wij hebben heel goede ideeën, dus het kabinet hoeft ons niet te sturen.
Sinds de eeuwwisseling probeert de overheid meer greep te krijgen op het wetenschappelijk onderzoek van universiteiten. Goede inzichten van wetenschappers moesten niet op de plank blijven liggen, maar toegepast worden. Er kwamen ‘sleutelgebieden’ en ‘topsectoren’ om wetenschappers nauwer te laten samenwerken met – vooral – het bedrijfsleven.
Zo vreemd is die drang van de overheid niet, beseffen de universiteiten. Maar zij stellen dat juist het vrije, fundamentele onderzoek tot grote doorbraken leidt. Je weet alleen nooit welk onderzoek dat zal zijn. Je kunt het niet sturen, en dat is voor veel politici een onverdraaglijk idee.
Dus gingen de universiteiten hun nut beter over het voetlicht brengen. Met enig succes maakten ze duidelijk dat de ‘toepassing’ van wetenschap niet altijd op financiële winst en economische groei gericht hoeft te zijn.
Anarchistisch
Toch deed ook het vorige kabinet weer een poging de anarchistische wetenschap tot enige orde te dwingen. Er moest een Nationale Wetenschapsagenda komen, waarin burgers, bedrijven en andere geïnteresseerden konden meepraten over de koers van de wetenschap: welke onderwerpen zouden op dit moment de voorkeur moeten krijgen?
Snel namen wetenschappers de gelegenheid te baat om hiermee juist de vrijheid van de wetenschap te waarborgen: ze namen het initiatief over. Terrorismedeskundige Beatrice de Graaf, fel criticus van de wetenschapsvisie van het toenmalige kabinet, werd opvallend genoeg een van de voortrekkers.
De Nationale Wetenschapsagenda verscheen twee jaar geleden en was een prachtig boekwerk met 140 prangende vragen aan de wetenschap. Er zat een soort landkaart van de Nederlandse wetenschap bij: wie is met al die thema’s bezig? Misschien zouden wetenschappers geïnspireerd raken en samenwerking zoeken met onderzoeksgroepen buiten hun blikveld.
‘Je moet ook kijken naar wat we voorkomen hebben door dit te doen’, verklaarde De Graaf in een interview. ‘In andere landen ligt er bijvoorbeeld een sterke nadruk op hightech onderwerpen. Die zijn ook belangrijk, maar onze wetenschapsagenda is veel breder.’
Niet vrijblijvend
De agenda die de universiteiten vandaag presenteren, sluit bij de Nationale Wetenschapsagenda aan. Ze moeten wel, want die wetenschapsagenda is niet vrijblijvend. De universiteiten moeten er een deel van hun budget aan gaan besteden: jaarlijks 87 miljoen euro.
Maar hun eigen, zojuist gepresenteerde wetenschapsagenda is breed genoeg om het leeuwendeel van al hun huidige onderzoek te omvatten. Digitalisering speelt immers in alle disciplines een rol – ook als je geen gezamenlijk plan maakt. Universiteiten hoeven hun koers niet radicaal om te gooien en kunnen gewoon hun eigen keuzes blijven maken.
Weinig sturing
Tenminste, als minister Van Engelshoven erin meegaat. En dat is nog helemaal niet duidelijk. Misschien wil het nieuwe kabinet zijn eigen stempel drukken. Precies daarom maken de universiteiten vandaag duidelijk dat ze goed bezig zijn en weinig sturing behoeven.
Eén ding hebben ze alvast voor elkaar gekregen: maatschappelijk nut wordt in de politiek allang niet meer gelijkgeschakeld aan economisch nut. Den Haag snapt intussen een beetje hoe onvoorspelbaar het is welke wetenschappelijke inzichten later van pas komen.
‘Zo is cultureel-antropologisch onderzoek naar begrafenisrituelen in Afrika ineens relevant geworden met het uitbreken van ebola, omdat juist die kennis belangrijk bleek voor het beperken van het besmettingsgevaar’, schreven de bewindslieden twee jaar geleden in reactie op de Nationale Wetenschapsagenda. En dat zal minister Van Engelshoven vast niet betwisten.