In tien jaar tijd is het aandeel buitenlandse wetenschappers aan de Nederlandse universiteiten bijna verdubbeld van zeventien procent (2005) naar dertig procent (2015). En dan telt de KNAW postdocs en promovendi niet eens mee.
Tegelijkertijd gaan er al evenveel Nederlandse wetenschappers naar het buitenland. Die balans is goed nieuws, vindt een commissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, die vandaag haar rapport presenteert.
‘We zien in de media vaak alarmerende verhalen opduiken over topwetenschappers die naar het buitenland gaan, maar dat blijkt niet de hele waarheid’, zegt de Utrechtse hoogleraar sociologie Tanja van der Lippe, voorzitter van de KNAW-commissie. ‘Er is nog geen sprake van een braindrain, wel van meer beweging.’
Waarom onderzoekers graag hierheen komen? Ze zijn bijvoorbeeld blij met de goede scholen voor hun kinderen en prijzen ook de balans tussen werk en privéleven. Dat geeft soms de doorslag, zeiden ze tegen de commissie.
Het is alleen de vraag of dat genoeg is. Van der Lippe vreest dat wetenschappelijk talent toch zijn heil in het buitenland gaat zoeken als Nederland niet oppast. Er is hier vooral te weinig geld voor ongebonden onderzoek, stelt ze.
Die goede balans tussen werk en privéleven is opvallend: waar komen alle klachten over de werkdruk dan vandaan?
‘In Nederland werken onderzoekers hard, maar er zijn landen waar de werkdruk nóg hoger is en mensen nóg vaker overwerken, zoals de Verenigde Staten. Vergeleken met zulke landen valt het hier kennelijk wel mee.
Toch zijn de klachten over werkdruk hier niet overdreven, hoor. De kans op een beurs van onderzoeksfinancier NWO is bijvoorbeeld erg klein geworden, omdat iedereen er een wil hebben. Dat verhoogt de druk behoorlijk.’
U vreest dat talentvolle wetenschappers in de toekomst toch zullen vertrekken. Hoe valt dat te voorkomen?
‘We moeten blijven investeren in wetenschappers. Er is echt meer geld nodig voor nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek. Ook moeten we meer oog krijgen voor talentontwikkeling: mensen willen een carrièreperspectief hebben. Verder moeten we actief blijven proberen om topwetenschappers hierheen te halen.’
Waarom eigenlijk? Is ‘internationaler’ hetzelfde als ‘beter’?
‘Belangrijke doorbraken in de wetenschap vergen vrijwel altijd internationale samenwerking: denk maar aan klimaat, sociale cohesie of medicijnen tegen kanker. Topwetenschappers wonen in allerlei landen en je wilt ze bij elkaar brengen. De kennis van een Nederlandse wetenschapper is weer anders dan die van een Britse, Duitse of Amerikaanse wetenschapper. Kruisbestuiving is goed; dat laat de geschiedenis keer op keer zien.’
In het hoger onderwijs staat de verengelsing van opleidingen ter discussie: heeft dat iets te maken met de komst van buitenlandse wetenschappers?
‘Met die vraag hebben wij ons niet beziggehouden, maar in de onderzoekswereld is de voertaal vaak al Engels. Als buitenlandse wetenschappers in bijvoorbeeld een researchmaster lesgeven, gebeurt dat natuurlijk in het Engels.’
U oppert dat de Nederlandse universiteiten zich in het buitenland zouden moeten presenteren als The University of The Netherlands. Gaat dat niet ten koste van hun eigen naam en faam?
‘Het een hoeft niet ten koste van het ander te gaan. Natuurlijk moeten de universiteiten zichzelf blijven profileren, maar als ‘The University of The Netherlands’ zouden we nog beter kunnen samenwerken om toptalenten te werven.
Als een wetenschapper bijvoorbeeld zijn partner wil meenemen en die is ook wetenschapper, dan kun je kijken of die aan een andere universiteit een baan kan krijgen. Zo ver liggen de universiteiten hier niet uit elkaar. Dat we zo’n klein land zijn, is een sterk punt.’