De kwestie sleept al jaren. Studeren is duizenden euro’s duurder sinds de basisbeurs is geschrapt, maar daar staat iets tegenover: universiteiten en hogescholen krijgt er honderden miljoenen bij. Het onderwijs wordt dus beter.
Verzonnen
Alleen jammer dat de eerste lichtingen studenten daar zo weinig van zouden merken. De opbrengst komt namelijk niet meteen, maar pas na een paar jaar. Daar werd iets op verzonnen. In aanloop naar de opbrengsten zouden de onderwijsinstellingen drie jaar lang alvast 200 miljoen euro per jaar ‘voorinvesteren’, zodat de eerste lichtingen studenten zonder basisbeurs meteen konden profiteren.
Of dat ook gebeurd is? De onderwijsinstellingen beweren zelf van wel, maar de Algemene Rekenkamer trekt het ernstig in twijfel. Van veel uitgaven is helemaal niet na te gaan of het werkelijk om zogeheten ‘voorinvesteringen’ gaat.
Het was de uitkomst die critici al jarenlang zagen aankomen en het rapport van de Rekenkamer was olie op het vuur van de politieke tegenstanders, zoals het CDA. Sommige studenten zijn ronduit de dupe van het gebrek aan voorinvesteringen, vindt bijvoorbeeld Kamerlid Harry van der Molen.
Hij diende een motie in: zorg dat die studenten gecompenseerd worden door hun onderwijsinstelling. Opvallend is dat GroenLinks en PvdA, die samen met VVD en D66 de basisbeurs hebben geschrapt, ook hun handtekening onder die motie zetten.
Wie dan?
Maar minister Van Engelshoven wil er haar vingers niet aan branden. Vinden studenten dat hun hogeschool of universiteit de laatste jaren te weinig geld aan hun onderwijs heeft besteed? Dan moeten ze via de medezeggenschap voor compensatie vechten, blijkt uit een brief van minister Van Engelshoven aan de Tweede Kamer. Zijzelf wil zich er niet mee bemoeien.
Want wie heeft er eigenlijk te weinig geïnvesteerd? ‘De omvang en aard van de voorinvesteringen konden sterk verschillen per instelling, gegeven de verschillen in financiële positie van instellingen’, schrijft de minister. ‘Bewust is destijds gekozen voor een afspraak met de sector in zijn geheel en niet voor afspraken die op alle instellingen op dezelfde manier vertaald moesten worden.’
Daar komt bij dat de onderliggende gegevens waar de Algemene Rekenkamer zich op baseert, niet openbaar zijn.
De laatste strohalm voor de pechstudenten is dat de hogescholen en universiteiten deze gegevens wel met hun medezeggenschappers moeten delen. ‘Vervolgens kunnen zij op basis van dat gesprek met elkaar bepalen welke lessen voor de toekomst zij trekken uit de ervaringen met de voorinvesteringen’, schrijft de minister, ‘en of het gewenst en mogelijk is om nog iets aanvullend te doen.’