Voor de evaluatie, die een jaar geleden door beleidsadviseur internationale betrekkingen David Pho werd aangekondigd, werden interviews met betrokkenen uit alle faculteiten gehouden. De gemene deler: als de UT nu stopt met de landencoördinatoren, dan zou dat een verlies van tijd en energie zijn.
Pho herkent de kritiek en de aanbevelingen uit de evaluatie. ‘Het kan altijd beter’, zegt hij. ‘Het afgelopen jaar hebben we ingezet op zichtbaarheid van de landencoördinatoren en het opzetten van teams. De coördinator kan niet alleen een doelland onder zich hebben. Belangrijk is dat de UT’ers die warme banden in het buitenland onderhouden hun kennis en netwerk inzetten. Zij zijn de experts. Het is daarbij logisch om van elkaar leren. Daarom organiseerden we afgelopen jaar voor ieder doelland sessies om de UT-gemeenschap te betrekken.’
Verder ontwikkelen
De meeste respondenten van de enquête stellen voor om de komende drie jaar door te gaan met het project en daarmee het strategische instrument de tijd te geven voor verdere ontwikkeling. Het merendeel van de UT-gemeenschap ziet wel toegevoegde waarde van de coördinatoren. Het advies van de evaluatie is om in te zetten op een verbetering van het strategisch beleid.
Want het ontbreekt de landencoördinatoren nog aan die ‘strategische focus’, zo staat in de evaluatie: ‘Dat is nog maar deels gerealiseerd’. Het ontbreken van een UT-orgaan met de autoriteit om landenbeleid vast te stellen, maakt het goedkeuren van strategische landenplannen en maken van keuzes lastig. De landencoördinatoren hebben die autoriteit niet, zo is een belangrijke conclusie. De aanbeveling is om dat proces beter in te richten en daarover duidelijke afspraken te maken.’
Pho zag dat probleem een jaar geleden al en werkte het afgelopen jaar aan de strategische rol. ‘Een doelland benoemen is één ding, het gaat erom welke contacten je daar hebt’, zegt hij. ‘Dat hebben we steeds beter in het vizier. Nu moeten we verbinding zoeken: waar liggen kansen op het gebied van bijvoorbeeld uitwisseling, marketing, onderzoek of mobiliteit?’
Gemene deler
In de eerste helft van dit jaar worden de huidige internationale partners van de faculteiten in kaart gebracht. ‘Die brengen we samen en dan zoeken we de gemene deler: waar liggen de meeste kansen voor de hele universiteit?’, zegt Pho. ‘Daarnaast denken we na over welke landen het meest geschikt zijn als doelland. Dat loopt natuurlijk voor een groot deel gelijk op met de internationale strategische partnerschappen.’
Daar komt vervolgens een advies uit. Het college van bestuur kiest begin dit jaar, samen met de decanen, de nieuwe strategische doellanden voor de UT. ‘Voor de zomer willen we dan voor de individuele landen strategieën vaststellen’, zegt Pho. ‘Zo blijven we bottom-up werken. Dat vind ik belangrijk. Het zijn de UT’ers die de expertise hebben en goede contacten onderhouden. Het helpt dat het hoogste bestuursorgaan van de UT uiteindelijk de beslissing neemt. Daarmee kunnen strategische keuzes maken op basis van wat er echt leeft binnen de UT.’