Meer studenten een aanvullende beurs? Niet nodig, vindt minister

Studentenorganisatie ISO wil dat meer studenten in aanmerking komen voor een aanvullende beurs en dat wordt uitgezocht hoeveel er ten onrechte géén gebruik van maken. Goede punten, vindt de minister, maar ze doet er niets mee.

Photo by: Arjan Reef

In februari presenteerde het Interstedelijk Studenten Overleg samen met CNV Jongeren een 10-puntenplan. Uit zorg over de verslechterende financiële positie van studenten (basisbeurs afgeschaft, collegegeld steeds duurder, hoge woonlasten, btw-tarief van 6 naar 9 procent) stelden ze onder meer voor om het norminkomen van de ouders voor de aanvullende beurs te verhogen, zodat meer studenten er aanspraak op kunnen maken. Ook willen ze graag dat de minister onderzoekt hoeveel studenten de aanvullende beurs momenteel niet aanvragen terwijl ze er wel recht op hebben. Bijvoorbeeld omdat ze de regeling niet goed kennen.

Teleurstellend

In haar reactie schrijft minister Van Engelshoven dat ISO en CNV Jongeren twee goede punten aanstippen. 'Ik ben het met hen eens dat het belangrijk is dat er geen onoverkomelijke financiële belemmeringen zijn om te gaan studeren.'

Verder zegt ze alleen dat de aanvullende beurs is verhoogd na het afschaffen van de basisbeurs en dat de Monitor beleidsmaatregelen laat zien dat het hoger onderwijs sindsdien toegankelijk is gebleven. Tot teleurstelling van het ISO doet ze vooralsnog niets met de voorstellen.

Steeds minder studenten maken gebruik van een aanvullende beurs. Tussen 2006 en 2016 daalde dit aandeel van 40 naar 30 procent. ISO en CNV Jongeren vragen zich af of studenten wel weten dat ze recht hebben op zo’n beurs. Voormalig minister Bussemaker betwijfelde dat al eerder. In een Kamerdebat in 2016 hamerde ze op het belang van goede voorlichting en noemde ze het een misverstand dat studenten met ouders die modaal verdienen daar niet voor in aanmerking komen.

Toegankelijkheid

De Tweede Kamer maakt zich zorgen over de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor studenten uit lage inkomensgroepen. Toch dringen regeringspartijen CDA en ChristenUnie niet aan op een verhoging of verbreding van de aanvullende beurs. SP en GroenLinks doen dit wel, maar D66 ziet er, net als haar eigen minister Van Engelshoven, de noodzaak niet zo van in.

Doe mij zo’n aanvullende beurs

De aanvullende beurs is na de invoering van het leenstelsel met zo’n 100 euro verhoogd en bedraagt in 2019 maximaal 396 euro per maand, voor uit- en thuiswonenden. Maar onder het oude stelsel waren (en zijn) uitwonende studenten met een volledige aanvullende beurs veel voordeliger uit: zij krijgen nu – inclusief de basisbeurs – maandelijks 578,74 euro bijgeschreven. Thuiswonende studenten gaan er in het nieuwe stelsel wel wat op vooruit: 29 euro om precies te zijn.

Informatie over de norminkomens voor een aanvullende beurs is niet makkelijk te vinden. Bij DUO is te lezen dat de hoogte van de aanvullende beurs afhangt van het inkomen van de ouder(s), maar ook van (schoolgaande/studerende) broers en zussen en of die ook recht hebben op een aanvullende beurs. Verder speelt mee of de ouders zelf nog een studieschuld aflossen bij DUO.

Is dat allemaal niet het geval, dan is een (gezamenlijk) inkomen van 50.500 euro de norm waarboven het aanvragen van een aanvullende beurs geen zin heeft voor studenten die onder het nieuwe leenstelsel vallen.

Let wel, studerende kinderen van ouders die samen 50 duizend euro verdienen, krijgen onder deze voorwaarden een aanvullende beurs van maar 8 euro per maand. Bij 40 duizend euro gaat het om 225 euro per maand en bij een gezinsinkomen van 32 duizend euro om de maximale aanvullende beurs van 396 euro.

Met de rekenhulp van DUO zijn de precieze maandbedragen makkelijk te bepalen, met alle denkbare varianten (gescheiden ouders, één-oudergezin, studerende broers, zussen enzovoort).

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.