'increased interest on study loan is very reasonable'
The intended increase in the interest on the student loan is ‘logical’ according to Hans Vossensteyn, UT researcher in the field of education financing and director at UT knowledge institute CHEPS. He understands the criticism, but he believes it is 'very reasonable' to impose interest on a loan.
Nee, het leenstelsel is niet asociaal, vindt Vossensteyn, die vanuit CHEPS betrokken was bij het ontwerp van dat stelsel. In 2013, toen het afschaffen van de basisbeurs werd aangekondigd voor 2015, was het ‘hoog tijd’ om iets te doen aan die subsidiemachine van een miljard euro. Dat nieuwe leenstelsel is sociaal, zegt de onderzoeker. ‘De voorwaarden zijn prima. Je mag 35 jaar doen over het afbetalen en betaalt nooit meer dan vier procent van je salaris. Kun je niet betalen? Dan hoeft dat niet.’
Met 108 duizend handtekeningen onder een petitie tegen de renteverhoging, lijken de studenten daar anders over te denken. Volgens berekeningen lopen ze daarmee zo’n vijf mille extra studieschuld op. ‘Die kritiek is begrijpelijk’, reageert Vossensteyn. ‘De minister zei destijds dat die renteverhoging nooit zou komen. Dan is het natuurlijk zuur dat die vijf jaar later toch lijkt te komen.’
Verkapte subsidie
Toch zijn er volgens Vossensteyn wel degelijk goede argumenten om een redelijke rente te vragen voor geleend geld. Want doe je dat niet, dan geef je alsnog een verkapte subsidie. ‘Geld wordt na verloop van jaren minder waard door inflatie. En de overheid maakt administratieve kosten door geld uit te lenen. Reken je geen rente of te lage rente, dan leent de overheid dus meer uit dan het ooit terug krijgt en krijgen studenten een subsidie die niet als een gift wordt bestempeld.’
Het huidige leenstelstel heeft volgens de onderzoeker één grote weeffout: alleen de allerarmsten zijn erop achteruit gegaan. Studenten uit een minder rijk gezin komen namelijk in aanmerking voor een aanvullende beurs. Door die ‘gift’ kunnen die scholieren het hoger onderwijs in, zonder geld te lenen bij commerciële partijen. ‘Ten tijde van de basisbeurs kregen uitwonende studenten zo’n 270 euro. De studenten uit de minst draagkrachtige gezinnen worden daarvoor niet volledig gecompenseerd. Dat is voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs niet slim.’
Helpen waar het nodig is
Maar het afschaffen van de basisbeurs was een goede keuze, zegt hij. ‘Of je ouders nu rijk of arm waren, het was een gelijke subsidie voor iedereen. Tegelijk nam de instroom in het hoger onderwijs toe en dat maakte de basisbeurs onbetaalbaar. Met het leenstelsel heb je een instrument om diegenen te helpen die dat het meest nodig hebben. Zij lenen geld en krijgen daarbovenop een studiebeurs. Na het afstuderen betaal je naar draagkracht de lening terug. Daar mag je dus 35 jaar over doen. Daarmee kun je de duurste periode in het leven overbruggen. Want dan koop je de eerste auto en een huis, en ga je een jong gezin onderhouden. De aanvullende beurs van voor 2015 moest je in die periode afbetalen.’
Het argument dat de studieschuld een goede hypotheek onmogelijk maakt, vindt Vossensteyn ook niet overtuigend. ‘De exacte gegevens weet ik niet, maar de bank kijkt in ieder geval niet naar het totaalbedrag van de studieschuld. Ze maken een berekening van je totale schulden. De studielening is maximaal vier procent van het inkomen en is langlopend, die invloed daarvan is dus helemaal niet zo groot. Maar ik zou het wel toejuichen als de overheid en de banken een gentleman’s agreement overeenkomen waarin dit geregeld is, zodat het transparant is voor studenten wat ze kunnen verwachten na het afstuderen.’