Waar de meeste Nederlandse promovendi in dienst zijn van een universiteit, een salaris ontvangen en een pensioen opbouwen, krijgen promotiestudenten alleen een studiebeurs. Deze categorie is in 2016 onder meer in het leven geroepen om het aantal promovendi te vergroten. Bij de start van de proef waren er tweeduizend plekken beschikbaar.
Universiteiten hadden echter weinig belangstelling. Alleen de Rijksuniversiteit Groningen – grote aanjager van het experiment – en de Erasmus Universiteit Rotterdam waren enthousiast. Dit tegenvallende enthousiasme was voor minister Van Engelshoven aanvankelijk de reden om het experiment niet te verlengen. Op aandringen van de Kamer heeft ze uiteindelijk toch een nieuwe aanvraagronde geopend.
Onder de loep
Eind juni lag de eerste tussenevaluatie op tafel. Maar nog voordat die verschenen was, klonk er kritiek van Promovendi Netwerk Nederland (PNN). Onderzoeksbureau CHEPS, dat de evaluatie uitvoerde, zou te veel gebruikmaken van bevindingen van de RUG, groot voorstander van de proef. ‘Voor onafhankelijk onderzoek kun je niet grotendeels uitgaan van data van de direct belanghebbende die het experiment wil verlengen’, zei voormalig PNN-voorzitter Anne de Vries destijds.
De belangenvereniging is daarom blij dat minister Van Engelshoven alsnog heeft besloten om de tussenevaluatie onder de loep te nemen. Een onafhankelijke partij gaat onderzoeken of het onderzoek op ‘wetenschappelijk verantwoorde wijze’ is uitgevoerd. ‘Gezien onze eerdere klachten kunnen we daar alleen maar gelukkig mee zijn’, aldus PNN-vicevoorzitter Reinder Broekstra. ‘We hopen dat deze extra check veel onduidelijkheid en onzekerheid zal wegnemen over de geldigheid van de conclusies uit de tussenevaluatie.’