‘Bij ons in huis, een mannenhuis van elf op de campus, overheerst vooral de nuchterheid. Niemand van de huisgenoten heeft symptomen. Toch houden we rekening met de situatie. Je kunt er moeilijk omheen deze dagen. Normaal zijn we een open huis: iedereen kan in en uit lopen. Nu beperken we het tot aanhang. Feestjes gaan voorlopig niet door. Sommigen vinden het een vervelende situatie vanwege hun studie, terwijl anderen het zien als een kleine vakantie. Zoals ik al zei: wij blijven er vooral nuchter onder.’
‘Of wij maatregelen nemen? Nee, niet echt. Je merkt wel dat mensen oppassen met fysiek contact. Knuffelen doen we niet meer. Toch is die anderhalve meter afstand lastig in een studentenhuis. We eten ook nog gewoon samen bijvoorbeeld. Voorlopig staan er geen huisfeestjes gepland. Misschien gaan we nog een avondje gewoon stom met elkaar drinken. Als huis dan, hè. Voor volgende week staat er nog een verjaardagsfeestje op de planning in de stad, maar die slaan we waarschijnlijk over. Over studievertraging maken sommige huisgenoten zich een beetje zorgen. Het is allemaal nog wat vaag. Toch houden wij de moed erin. We zijn niet paniekerig, ofzo.’
‘In ons huis gelden sinds kort een aantal regels. Borrels doen we niet meer. Ook willen we zo min mogelijk niet-huisgenoten over de vloer. Als je corona-achtige symptomen vertoont, zeg het dan zo snel mogelijk tegen de rest, dan kunnen de andere huisgenoten zich wapenen. De situatie is ernstig, dat begrijpt iedereen nu wel. Een week geleden ging het nog over het organiseren van lockdownfeestjes, inmiddels weten we wel beter. Gewoon niet doen. Wij nemen het zekere voor het onzekere.’
‘Op dit moment is de helft van onze huisgenoten thuis, een man of zes. De andere vijf jongens zitten bij hun ouders. Zij maken nu de keuze om daar te blijven. We gaan niet half-half doen: de ene week hier, de andere week daar. Je wilt je ouders, die misschien al wat ouder zijn, niet in gevaar brengen. Met de jongens die in Enschede blijven proberen we zoveel mogelijk leuke dingen te doen – op afstand, welteverstaan. Studentenvereniging Taste organiseerde gisteravond een online FIFA-toernooi voor studentenhuizen. Daar deden wij aan mee. Het is een creatieve manier om met andere studentenhuizen in contact te blijven.’
‘Ik kom uit Engeland. Dat ik nu op de campus moet blijven, maakt mij niet heel veel uit. Volgens mij wordt de situatie redelijk goed aangepakt in Nederland. In Engeland zijn de meeste universiteiten nog gewoon open. Ik ben niet van plan om terug te gaan naar mijn ouders. Als dat al zou kunnen, trouwens. De EU doet de buitengrenzen van Schengen op slot, en dat zou betekenen dat ook de grensovergang naar Engeland is afgesloten. Eigenlijk ben ik wel blij dat ik hier op de campus zit. Onze enige maatregel is dat we van te voren extra bier hebben ingeslagen. De komende weken vermaken wij ons wel.’
‘In ons campushuis wonen zestien studenten, waarvan er nu twaalf thuis zijn. Drie eerstejaars huisgenoten zitten bij hun ouders, die liever wilden dat ze thuisbleven de komende weken. Dat snap ik ook wel. Met z’n twaalven is het nog best druk in huis. We proberen het contact een beetje te beperken. Het is lastig om elkaar helemaal te ontwijken in een campushuis. Daar gaan we ook niet al te moeilijk over doen. Het is niet zo dat er een bewaker voor de deur staat, maar we laten zo weinig mogelijk niet-huisgenoten naar binnen.’
‘Gisteren keken we met z’n allen de speech van Rutte in de woonkamer. Ik moet zeggen: hij heeft het mooi verteld. Goed om duidelijk te horen wat nu precies de stand van zaken is. Ach, wij proberen er met z’n allen wat van te maken hier in huis. De sfeer is gemoedelijk. Hamsteren hebben we ook niet gedaan. Misschien gooit iedereen een extra brood in de vriezer. Twintig pakken wc-papier inslaan, dat doen wij hier niet.’
‘Wij zitten als huis in een beperkte, zelfverkozen quarantaine. Niet dat er een coronageval onder ons is, hoor. Wij vinden het gewoon verstandig om sociaal contact nu zoveel mogelijk te mijden. Iedereen moet zijn steentje bijdragen om het virus in te dammen. We doen onze boodschappen. Voor de rest maken we geen onnodige tripjes naar buiten. Binnenshuis is het lastiger om onderling contact te voorkomen. We wassen onze handen en gaan niet uit elkaars glas of bierflesje drinken, maar dat lijkt mij allemaal niet meer dan normaal.’
‘Ritme is verder heel belangrijk. Ondanks de onzekerheid over onze studievoortgang, motiveren we elkaar om ’s ochtends vroeg aan het werk te gaan. Of we gehamsterd hebben? Nee, niet echt. Ook geen bier. Er is voldoende voorraad bij ons thuis. Dat hamsteren doen we heel bewust niet. Hubertus gaat af op het advies van de experts. Zo hoort het ook, zeker als studenten.’