UT-instituut CHEPS (Center for Higher Education Policy Studies) deed de studie in opdracht van wetenschapsfinancier NRO, vertelt hoofdonderzoeker Renze Kolster. ‘Het onderzoek naar de employability van studenten werd gedaan binnen een breder onderzoek naar de effecten van excellentieonderwijs in Nederland. Employability bepaalt hoe interessant een afgestudeerde is voor een werkgever.’
Wat zijn de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek?
‘We keken in onze studie naar drie opties die studenten kunnen kiezen tijdens hun opleiding: buitenlandervaring, bestuurservaring en excellentieonderwijs. Bij de laatste gaat het om de honoursprogramma’s aan de universiteiten. Aan werkgevers vroegen we of ze de drie opties overwegen in de werving van recent afgestudeerden. En zo ja, waarom? Het ging in ons onderzoek alleen om de werving, dus hoe krijg je bij bedrijven of organisaties een voet tussen de deur als afgestudeerde. We wilden niet zozeer een ranglijst maken over welke keuze voor afgestudeerden het meeste voordeel op zou leveren: buitenlandervaring, bestuurservaring of excellentieonderwijs. Ons doel was om inzicht te krijgen in de mechanismes die tijdens de werving een rol van betekenis spelen.’
Wat voor mechanismes praten we dan over?
‘Er is een onderscheid tussen ‘vaardigheden’ en ‘signalen’. Vaardigheden zeggen iets over wat je kunt, signalen zeggen iets over wie je bent. Met bestuurservaring laat een afgestuurde bijvoorbeeld de vaardigheid zien dat hij of zij in staat is om leiding te geven. Bij excellentieonderwijs gaat het meer om signalen, bijvoorbeeld ‘het signaal’ van intelligentie en doorzettingsvermogen. Internationale ervaring zit daar als derde optie ergens tussenin. Verder kwam uit het onderzoek naar voren dat werkgevers nog weinig bekend zijn met excellentieonderwijs.’
Vertel…
‘Veel werkgevers weten niet wat het excellentieonderwijs precies inhoudt en dat is zonde. Daar ligt dus een taak voor de universiteiten om het meer onder de aandacht te brengen. Ook honours-alumni zouden goede ambassadeurs zijn binnen bedrijven en instellingen. Daar kunnen de programma’s gebruik van maken. Meer bekendheid zou het voordeel in de werving kunnen vergroten. Vooralsnog lijken werkgevers aan een bestuursjaar meer voordeel te geven, omdat ze het koppelen aan vaardigheden.’
Ambitieuze studenten kunnen dus beter voor een bestuursjaar gaan?
‘Een verleidelijke conclusie, maar daar ga ik niet in mee. Sowieso hebben wij te weinig respondenten om dit met zekerheid te stellen. Wel lijken onderwijskeuzes te zijn verbonden aan mogelijke carrières. Publieke organisaties hebben in de werving vaak oog voor excellentieonderwijs, terwijl bedrijven voor bestuurs- en internationale ervaring gaan. Ik zou tegen studenten willen zeggen: bedenk of de onderwijskeuze past bij waar je later terecht wilt komen.’
De universiteiten worden steeds internationaler. Hetzelfde geldt voor grote, internationale bedrijven. Wordt buitenlandervaring steeds belangrijker?
‘De medaille heeft twee kanten. Aan de ene kant is het minder onderscheidend, omdat steeds meer studenten kiezen voor buitenlandervaring. Aan de andere kant worden organisaties en bedrijven inderdaad steeds internationaler. Er is meer ‘vraag’ naar internationaal georiënteerde studenten. Let wel: studenten kunnen maar een beperkt aantal keuzes maken, zeker nu, met de toenemende studiedruk. Daarom moet je iets doen wat bij je past. ‘Veel doen’ geeft je misschien een voordeel in de werving, maar niet noodzakelijk in de selectiefase, waar recruiters dieper de achterliggende motivaties zullen doorgronden. Je moet daarom kunnen uitleggen waarom je iets hebt gedaan en wat je ervan hebt geleerd.’
En de coronacrisis: wat gaat het voor studenten betekenen?
‘Het blijft afwachten. Misschien wordt internationale ervaring lastiger. Bestuurservaring zonder evenementen is ook een uitdaging. Door de economische gevolgen van de coronacrisis neemt het aantal vacatures mogelijk af. Dan worden onderscheidende factoren, zoals een bestuursjaar of een honoursdiploma, mogelijk nog belangrijker. We moeten er wel voor waken dat we onze studenten niet overvragen om van alles naast hun studie te gaan doen. Dit heeft aandacht nodig van de overheid en van hoger onderwijsinstellingen.’