De frustraties in de Tweede Kamer waren voelbaar. De Kamerleden wilden iets goeds doen, dachten dat het kon, en nu blijken allerlei leraren afgewezen te worden voor een lerarenbeurs. Het was niet de bedoeling.
Ongemakkelijk
De minister noemde het ‘ongemakkelijk’. Voor het eerst in acht jaar was er niet genoeg geld om alle leraren een beurs te geven als ze zich verder willen scholen. Er was geld uit het potje gehaald voor de bestrijding van het lerarentekort.
Het is een probleem van Den Haag, zeiden de Kamerleden, en niet van de leraren. Het had niet mogen gebeuren. Er zijn verwachtingen gewekt. Soms is er al vervanging gevonden voor docenten die bij nader inzien geen beurs krijgen en dus toch voor de klas blijven staan.
Slob deelde de schuld expliciet met zijn collega Van Engelshoven. Ze hadden gekeken of er een oplossing was, zei hij, maar die was er niet. Het zou een bedrag van 22 miljoen euro vergen en dat ligt niet zomaar op de plank. Het enige wat hij kon verzinnen, was afgewezen aanvragers in de volgende ronde voorrang geven.
Voorkomen
De Kamerleden morden, maar konden er weinig aan veranderen. Er moet een oplossing komen, was het gevoel van zowel oppositie- als regeringspartijen, maar wat kun je zoveel maanden na dato nog doen? Hooguit kun je voorkomen dat de situatie zich opnieuw voordoet.
Of is er toch iets mogelijk? De parlementariërs kauwen nog op moties, die ze snel willen indienen. Het debat krijgt dus nog een staartje.