Het is inmiddels een half jaar geleden dat de app is gelanceerd. Heeft de CoronaMelder zijn waarde bewezen?
‘Ja, de meerwaarde is er beslist. Maar daar wordt nauwelijks over gecommuniceerd. Neem de berichtgeving van afgelopen week, waarin staat dat het aantal opgespoorde besmettingen via de app op 1 tot 2 procent zit. Dat klinkt niet alleen als weinig, het is ook weinig. Maar is dat waar je deze app op moet beoordelen? Je moet niet gaan cherrypicken, maar ik vind een ander cijfer veel belangrijker.
Wat onderbelicht blijft, is de waarschuwingswinst. 76 procent van de mensen die een melding krijgt via de app, grijpt eerder in dan bij traditioneel bron- en contactonderzoek. Dat betekent dat mensen die een test aanvroegen naar aanleiding van een waarschuwing door de CoronaMelder, nog niet benaderd waren vanuit het reguliere bron- en contactonderzoek. Het doel van de app is eerder traceren dan het traditionele bron- en contactonderzoek. Dat is dus een meerwaarde en daarmee een succes. Volgens de laatste cijfers zijn 115.178 mensen gewaarschuwd door de app; als je positief bent getest kun je dat aangeven in de app, zodat anderen gewaarschuwd worden. Laat er maar eens het reproductiegetal op los.
Er zit dus een enorm potentieel in het mitigeren van risico’s. Maar het huidige gebruik laat meteen een kanttekening zien. De gebruikers blijven momenteel nog beperkt tot een hoogopgeleide bubbel; mensen die de app gebruiken uit solidariteit en het zien als een morele verplichting. Het zijn bovenal ook mensen die erg voorzichtig leven. De app kan in het traceren van mogelijke besmettingen nog veel effectiever zijn, als je mensen gaat traceren die zich wat minder strak aan de regels houden en meer risico’s op besmetting nemen. Idealiter ga je risico-gestuurd opsporen. In feite wil je de mensen bereiken die een belangrijke rol spelen in het verspreiden van het virus.’
Lisette van Gemert
Lisette van Gemert is UT-hoogleraar persuasieve gezondheidstechnologie en is sinds afgelopen zomer betrokken bij de ontwikkeling van CoronaMelder, samen met collega Peter-Paul Verbeek. Waar Verbeek zich richt op de ethische kant, richt Van Gemert zich op de gebruikerskant. Daarnaast is ze lid van de begeleidingsadviescommissie die advies over de app uitbrengt aan Minister de Jonge.
Dat die mensen niet bereikt worden, is dat het grote probleem?
‘Er zijn inderdaad problemen met inclusiviteit. De app bereikt niet alle groepen in de samenleving. Denk daarbij aan lager opgeleiden, jongeren en mogelijk ook bepaalde risicogroepen. Terwijl mensen in de regel best bereid zijn om de app te gebruiken, zeker als dat in eigen sociale kringen gebeurt. Bovenal willen mensen het gevoel hebben dat de app op individueel niveau nut heeft. En daar zit een bepaalde discrepantie in.’
Hoe zit dat precies?
‘Minister Hugo de Jonge noemde het eerder ten onrechte een domme app, terwijl het een ontzettend slimme app is, die goed in elkaar zit. Wat ook naar voren kwam bij het onderzoek dat we in november startten, is dat mensen vooral het nut van een app inzien bij intensief gebruik. Het paradoxale van de CoronaMelder is dat de app stilzwijgend op de achtergrond draait, het heeft een monitorfunctie. Dat roept nogal wat verwondering en verwarring op bij mensen. Pas als ze een melding krijgen dat ze mogelijk besmet zijn, komen ze in actie – of niet en wuiven ze een melding weg. CoronaMelder is totaal contra-intuïtief, als je kijkt naar het normale gebruik van smartphones en apps.’
Dus eigenlijk hadden we het nooit een app moeten noemen?
‘Achteraf bezien is dat een fout geweest. Het is een heel andere benadering voor het fenomeen applicatie, dat actief gebruik insinueert. De CoronaMelder grijpt echter niet in op je dagelijks leven. Het is eerder een stille monitor voor risicodetectie. Monitor zou daarom een meer passende benaming zijn dan app.’
Waar valt nog meer op in het gebruik?
‘Dat haakt in op mijn vorige punt. Wat doen mensen eigenlijk nadat ze wél een melding krijgen? Eén van onze conclusies is dat ze niet precies weten wat ze dan moeten doen. Wat er gebeurt als je positief getest bent: je krijgt een sleutel die je doorgeeft aan een GGD-medewerker, maar wat te vaak uitblijft is de volgende stap: het waarschuwen van mensen met wie je mogelijk in nauw contact bent geweest. Dat moet je zelf doen door op een knop in de app te drukken, dat doet de GGD niet.’
Van Gemert bij de persconferentie in het DesignLab, afgelopen juni.
Is dat mensen kwalijk te nemen? Zo moeilijk kan het toch niet zijn?
‘Er zitten optimalisatiemogelijkheden in de app. En wil je gebruikers er meer van overtuigen van het nut, dan kun je ook denken aan het inzichtelijk maken van de hoeveelheid risico’s die mensen hebben vermeden, bijvoorbeeld. Of dat je mensen alert houdt dat de app actief is, bijvoorbeeld door pushmeldingen te versturen.
Er zijn meerdere manieren om gedrag op een positieve manier te veranderen. Mensen weten bijvoorbeeld ook niet goed wat ze moeten doen in geval van thuisisolatie. Samen met het BMS Lab lanceerden we daarom een digitale quarantainecoach. Die coach helpt bijvoorbeeld met antwoorden op vragen als: wat betekent zo’n zelfquarantaine voor jou en je huisgenoten? Wat voor maatregelen moet je treffen en welke klachten moet je in de gaten houden? En hoe lang moet je nog in quarantaine zitten? Die coachingsapp is goedgekeurd door het ministerie van VWS en wordt nu getest in de regio Dronten. We kijken al naar uitbreiding richting meer regio’s.’
Dat klinkt als vooruitkijken. Is de CoronaMelder voorbij de opstartproblemen? De laatste maanden was er flink wat kritiek…
‘De CoronaMelder ligt vaak ten onrechte onder het vergrootglas. Natuurlijk, we zijn als westerse samenleving totaal geen surveillancecultuur gewend, dus het is logisch dat een traceer-app - ontwikkeld in opdracht van de overheid - argwaan opwekt. Maar als je kijkt naar de ontwikkeling, dan kunnen we daar alleen maar positief over zijn. De openheid tijdens het proces, hoe de app vanuit privacy by design is ontwikkeld... De hele waardering voor deze digitale aanpak van de pandemie is onderbelicht. Waar het bij andere systemen zelfs na meerdere waarschuwingen en adviezen misgaat, is dit het enige digitale middel dat we hebben om deze pandemie te bestrijden dat goed functioneert.’
Waar gaat het dan wel mis?
‘Vooral rond de lancering was er een enorme domper. De meerwaarde van de app valt of staat met het testen na een melding, ook als je geen klachten hebt. Dat kon ineens niet meer vlak na de lancering van de CoronaMelder, nu gelukkig wel weer. Maar als mensen na melding via de app bellen met een GGD-medewerker om zich te laten testen, zegt zo’n medewerker: laat je alleen testen als je klachten hebt. Logisch dat er dan zulke verwarring ontstaat en dat mensen snel de app zien als zondebok. We zien gewoon een heel gefragmenteerd beleid en gebrek aan eenduidige communicatie, bij het ministerie, bij het RIVM en bij de GGD’s. Het is totaal versplinterd.’
Is dat niet om moedeloos van te worden?
‘Deels, omdat het afleidt van de daadwerkelijke meerwaarde van de app. Wat daarin ook niet helpt is de puur epidemiologische benadering. Je meet de effectiviteit van zo’n app niet met zuiver epidemiologische modellen, dat doe je door veel breder te kijken naar de waardetoevoeging door technologie bij een pandemie. Als UT is dat een tweede natuur in ons onderwijs en onderzoek. Wij bekijken zo’n complex probleem multidisciplinair, vanuit een contextuele aanpak. Maar het lijkt soms wel alsof we een andere taal spreken dan het ministerie of het RIVM.’
Is er toekomst voor de CoronaMelder?
‘De app heeft absoluut toekomst. We zien dat mensen die eenmaal de app hebben, ‘m niet verwijderen. Maar we bereiken steevast een andere groep niet. Het zit volgens mij niet in een massaal aantal downloads, maar de juiste groepen die de app hebben en gebruiken. Dat gaat des te belangrijker worden als straks de samenleving meer en meer opengaat. Ik verwacht dat de app zijn waarde behoudt, als hub in het gehele systeem van testen, traceren en isoleren. Eigenlijk komt het gewoon neer op goed risicomanagement.
En ik denk dat de CoronaMelder een deur opent naar een andere benadering voor het fenomeen apps. Zulke monitors die niet ingrijpen op het dagelijks leven kunnen ook ingezet worden op breder welzijnsvlak. Dat brengt een nieuwe discussie met zich mee, die je als samenleving niet uit de weg moet gaan.’