Mensen die hun baan inruilen voor een carrière in het onderwijs zijn erg belangrijk voor het terugdringen van het lerarentekort. Deze zij-instromers worden in twee jaar tijd omgeschoold, door de opleiding waar ze studeren en door de school waar ze lesgeven.
Hun aantal groeit de laatste jaren flink. In het basisonderwijs zijn het er inmiddels ongeveer 700 per jaar. Van elke zes à zeven nieuwe onderwijzers is er één zij-instromer, schrijft de Inspectie van het Onderwijs in een zojuist verschenen rapport.
Overschatting
Niet alles blijkt goed te gaan. In de wet staat nu dat zij-instromers die slagen voor het zogeheten ‘geschiktheidsonderzoek’ van de pabo’s, meteen voor de klas mogen, maar ze springen niet allemaal door dezelfde hoepel. De eisen verschillen nogal. Ook vindt inspectie het vreemd dat ze wel moeten slagen voor de landelijke rekentoets voor (instromende) pabo-studenten, maar dat ze de standaard-taaltoetsen niet hoeven te doen.
Volgens de ondervraagde basisscholen overschatten de pabo’s de kandidaat-zij-instromers nogal eens. ‘We kunnen ons voorstellen hoe dat voor de nieuwe leraar voelt’, schrijft de inspectie. ‘En ook voor de school is dat niet goed, laat staan voor de leerlingen.’
Conclusie: pabo’s en basisscholen moeten beter afstemmen wanneer kandidaten ‘geschikt’ zijn. Kunnen ze nog niet zelfstandig voor de klas, dan moeten ze intensief worden begeleid door een gekwalificeerde leraar, ‘zodat de kwaliteit van het onderwijs niet in gevaar komt’. Dat moet zeker gelden voor de basisvakken taal en rekenen.
Meer maatwerk
Maar als ze geschikt worden bevonden, hoe lang moeten ze dan nog studeren? Veel zij-instromers krijgen volgens de inspectie nog altijd te weinig vrijstellingen en moeten het volledige pabo-programma volgen. Weliswaar versneld, maar toch. Er wordt volgens de inspectie te weinig maatwerk geboden en ook hun begeleiding kan beter, zeker vanuit de pabo’s.
De inspectie dringt aan op ‘robuuste financiering’ voor zowel scholen als pabo’s en wijst erop dat scholen ook extra zij-instromers kunnen inzetten met geld uit het Nationaal Programma Onderwijs, bedoeld voor het wegwerken van corona-achterstanden.