Nuffic baseert zich op de gegevens van ruim 15 duizend wo- en hbo-studenten die in 2020 meewerkten aan de jaarlijkse Studentenmonitor van het ministerie van OCW. Van de eerste-generatiestudenten onder hen zegt 61 procent dat ze niet voor hun opleiding naar het buitenland zijn geweest en dit ook niet van plan zijn. Van de studenten met ouders die wél hebben gestudeerd is dat aandeel 51 procent.
De kosten en het gemis van familie en vrienden zijn de meest genoemde redenen om niet in het buitenland te gaan studeren.
Kinderen
Ook studenten met kinderen (zeven procent van de respondenten) blijven vaker thuis. Dat geldt voor 73 procent van hen, tegen 53 procent van de respondenten zonder kinderen. Een laag inkomen van de ouders heeft een geringer effect.
Een functiebeperking of een migratieachtergrond hebben ook geen negatieve invloed; wie in het buitenland is geboren is juist iets meer geneigd om in het buitenland te studeren.
Beter informeren
Volgens Nuffic laat het onderzoek zien welke studenten minder vaak naar het buitenland gaan en biedt het handvatten om daar iets aan te doen. ‘Tijdige en regelmatige informatie over bijvoorbeeld de financieringsmogelijkheden is essentieel’, stelt een van de onderzoekers. Ook het mogelijk maken van een korter verblijf in het buitenland kan volgens haar helpen, bijvoorbeeld een drieweekse uitwisseling of ministage.
Verder wil het Nuffic dat meer Nederlandse studenten een volledige opleiding in het buitenland volgen. Nu doet 2 procent dat. De financieringsmogelijkheden kunnen beter onder de aandacht worden gebracht en met de voorlichting kan al op middelbare scholen worden begonnen.