Het vonnis is een nieuwe klap voor het omstreden experiment met ‘promotiestudenten’, dat de overheid in het leven heeft geroepen en dat vooral in Groningen is omarmd. Aan het UMC Groningen kregen promovendi van 2016 tot en met 2018 een overeenkomst als student.
Procedure
Deze promovendi bouwden geen pensioen op en liepen ook andere voordelen van werknemers mis, zoals de eindejaarsuitkering. Samen spanden ze een procedure aan, die enige tijd in beslag nam.
Ze deden eerst een poging via de bestuursrechter, maar die verklaarde hen ‘niet ontvankelijk’. De promovendi waren namelijk geen ambtenaren, dus ze waren aan het verkeerde loket. Daarom stapten ze naar de civiele rechter.
Die rechter velde eind 2022 een opvallend vonnis. Zowel de promovendi als het UMCG kregen een veeg uit de pan. De promovendi moesten hun ‘florissante positie’ eens vergelijken met die van maaltijdbezorgers en het UMCG maakte zich schuldig aan ‘traineren’ en bleef ‘weg van de inhoud’. Maar het UMCG won: het ging om een onderwijsovereenkomst, meende de kantonrechter, en niet om een arbeidscontract.
Arbeid
De promovendi gingen in hoger beroep. Afgelopen dinsdag is het oordeel anders uitgevallen. Volgens het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden verrichtten de beurspromovendi arbeid: ze moesten immers onderzoek doen en kregen daar ook voor betaald. Bovendien heeft het UMCG gezag over hun werkzaamheden, als een gewone werkgever. Het ziekenhuis kan de overeenkomst bijvoorbeeld opzeggen als er niet voldoende voortgang wordt gemaakt.
En dat experiment dan? Het UMCG heeft dat inderdaad omarmd, meent de rechter. ‘Die goede bedoeling neemt echter niet weg dat de gekozen uitvoeringsconstructie feitelijk als een arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt.’
Voor 2016 en na 2018 zijn de promovendi wél werknemers en het is de rechter niet duidelijk wat het fundamentele verschil is. Dus zijn ze met terugwerkende kracht werknemers geworden.
Gevolgen
Wat dit voor hen betekent, moet nog blijken. Ze moeten laten weten wat zij precies vorderen van het UMCG en daar kan het ziekenhuis dan weer op reageren. Tegen de Groningse UKrant zegt Dino Jongsma, de jurist die de promovendi bijstond: ‘Iedereen, ook ik, is dolblij met de uitspraak. We hebben nu tot in augustus de tijd om duidelijk te maken wat de precieze claim zal zijn.’
Jongsma waarschuwt wel dat deze uitspraak niet zomaar te vertalen valt naar de andere student-promovendi die de Rijksuniversiteit Groningen de afgelopen jaren heeft gehad. Die moeten zelf een procedure aanspannen.
Broos
In 2024 loopt het experiment met de promotiestudenten af. Minister Dijkgraaf gaat de student-promovendus niet in de wet opnemen, heeft hij al besloten. Hij ziet de meerwaarde niet en het draagvlak is ‘broos’.
Er zijn in het verleden vaker rechtszaken gevoerd als een universiteit weer eens probeerde om promovendi als studenten te betalen. Bijna altijd wonnen de promovendi, en ook de Raad van State toonde in 2013 weinig begrip toen PvdA-minister Jet Bussemaker de student-promovendus wettelijk mogelijk wilde maken.
Daarom kwam er eerst een landelijk experiment. In het buitenland zijn ‘PhD-students’ immers gebruikelijk, was de gedachte. Misschien zouden er in Nederland meer promovendi kunnen komen als het om een vervolgstudie ging in plaats van een baan.
Vlak na dat besluit won de Rijksuniversiteit alsnog een rechtszaak in hoger beroep, zodat het hele experiment misschien niet eens nodig was geweest. Sindsdien lijkt elke rechtszaak over beurspromovendi een dubbeltje op zijn kant: het valt niet of nauwelijks te voorspellen wie er zal winnen.
Het UMC Groningen was telefonisch niet bereikbaar voor commentaar.