‘Het invullen van de vragenlijst duurt hooguit een kwartiertje’, zegt Joeri Tijdink, psychiater en ‘metawetenschapper’ aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij hoopt dat duizenden onderzoekers mee willen doen aan De Akademiethermometer die hij samen met andere leden van De Jonge Akademie heeft opgezet.
Wat willen jullie ontdekken?
‘Eigenlijk weten we nog niet zoveel over de mentale gezondheid van docenten en onderzoekers. We kennen de verhalen over tijdelijke contracten en de strijd om onderzoeksbeurzen, maar het is ook geweldig om in de wetenschap te werken. Universiteiten hebben weinig last van de krappe arbeidsmarkt. Wij willen meer begrijpen van zowel de vreugde als de problemen.’
Wat voor vragen hebben jullie dan?
‘We kijken primair naar depressieve klachten, angstklachten, stress, uitputting, werkgeluk en tevredenheid met het leven. En daarnaast naar de werkomstandigheden. Als je bijvoorbeeld vaak overwerkt, ben je dan gelukkiger of juist niet? Misschien hebben burn-out en overwerk minder met elkaar te maken dan we denken. We kijken ook naar sociale veiligheid en naar werkomstandigheden: hoe hangen die samen met mentale klachten?’
De problemen in de wetenschap zijn wel redelijk bekend, toch?
‘Ja, toevallig stond er een paar maanden geleden in Nature een artikel dat internationale studies naar angst en depressie onder wetenschappers bij elkaar veegde. Daaruit kwam naar voren dat tot wel 40 procent van de wetenschappers zulke klachten zou hebben. Dat is natuurlijk zorgelijk. Maar hoe zit dat in Nederland? Daar willen we meer van weten.’
Is daar in Nederland dan nooit naar gekeken?
‘Jawel, er zijn lokaal zeker dingen uitgezocht – onlangs nog onder promovendi van de Universiteit van Amsterdam – maar het is nooit op deze manier, met een klinische vragenlijst, op nationaal niveau gebeurd. We laten het liefst alle wetenschappers meedoen.’
En dan kijken jullie naar de verschillen tussen de diverse onderzoekers?
‘Ja, we maken onderscheid tussen vier sectoren en er zijn natuurlijk ook verschillen tussen bijvoorbeeld mannen en vrouwen, of tussen promovendi, docenten en hoogleraren.’
Jullie vragen niet aan welke universiteit iemand werkt. Waarom niet?
‘Omdat de antwoorden vertrouwelijk moeten zijn. Wij willen ook helemaal geen onderscheid maken tussen universiteiten. Dat zouden journalisten misschien graag willen…’
Is het zo erg om te zeggen dat de ene universiteit het beter doet dan de andere?
‘Daar is weinig op tegen, maar we vragen al naar geslacht, leeftijd, sector en functie. Als we dan ook nog vragen naar de precieze universiteit, komt de anonimiteit in het gedrang. Dat willen we absoluut niet.’
Krijgen alle onderzoekers een uitnodiging om mee te doen?
‘Was dat maar zo. Wij hebben helaas niet alle e-mailadressen van de vijftigduizend onderzoekers in de Nederlandse wetenschap. We proberen de vragenlijst zoveel mogelijk te verspreiden via onze eigen netwerken en via de media. Zo lopen we natuurlijk het risico op selectiebias. Daarom hopen we dat zoveel mogelijk onderzoekers meedoen.’
Vragen jullie ook naar het effect van de politieke situatie in Nederland op onderzoekers?
‘Een beetje. Er zitten wel stellingen met een politieke lading in, zoals: ‘De portretten van mannelijke hoogleraren in universiteitsgebouwen zouden vervangen moeten worden door afbeeldingen van wetenschappelijke vooruitgang.’ Ben je het daarmee eens, neutraal of oneens? Maar we vragen niet op welke partij mensen stemmen of wat ze vinden van de verkiezingsuitslag.’
Zijn jullie niet bang dat de enquête open deuren gaat intrappen, bijvoorbeeld dat postdocs op een tijdelijk contract meer stress hebben dan de hoogleraren boven hen in de hiërarchie?
‘Dat kan, maar ook dat is wetenschap. Je denkt te weten hoe de wereld in elkaar zit en dan ga je checken of dat wel klopt. Want stel dat je ernaast zit, wat dan? Het is ook wel bekend dat wetenschappers veel ballen in de lucht moeten houden. In principe kun je altijd, elk uur van de dag, werken. Maar wat zijn daarvan de gevolgen, en voor wie?’