Een paar studenten steggelen achterin de collegezaal over een essentiële vraag. Mag je nou één of twee broodjes pakken? ‘Je komt hier in de eerste plaats voor de lezing, toch?’ vraagt de eerste plagerig. ‘Nou, zo lekker is dit broodje niet, dus: ja, ik kom hier vooral voor de lezing,’ antwoordt de ander gevat. Niettemin is een gratis lunch zo vlak voor de studiefinanciering voor de meeste studenten toch mooi meegenomen. Maar over geld wil de spreker het vandaag vooral niet hebben. ‘Als je geld wilt besparen, koop dan vooral géén straaljager,’ grapt Heerkens. ‘Een straaljager produceert geen geld, maar veiligheid.’
Heerkens benoemt tegenover de ruim honderd aanwezige studenten verschillende oorlogssituaties met verschillende eigenschappen. ‘Wij zullen vooral te maken krijgen met eenmalige acties of expedities als die naar Irak. De kans op betrokkenheid bij regionale conflicten of grote, existentiële oorlogen waarbij het bestaan van ons land bedreigd wordt, is kleiner. Als gevolg daarvan moeten we vooral rekening houden met gronddreiging. We gaan bij een keuze niet uit van het zwartste, maar meest realistische scenario.’
Volgens Heerkens moet de opvolger van de F-16 daarom vooral geschikt zijn voor lange operaties ver van huis. Verder moet een doel in de lucht of op de grond met behulp van verzamelde informatie zo exact mogelijk geraakt kunnen worden en moet er zo min mogelijk risico zijn voor het eigen vliegtuig.
‘De vliegprestaties van de JSF zijn niet indrukwekkend. Hij scoort op veel onderdelen slechter dan zijn concurrenten en vaak ook niet beter dan de F-16. Hoewel dat in de praktijk ook weer anders kan zijn, omdat de JSF wel haar bewapening intern kan vervoeren. Dat scheelt in de aerodynamica. Maar hoe dan ook is de JSF niet gebouwd om luchtgevechten te leveren.’
Dat hoeft ook niet, meent hij. De JSF heeft wél wat we als land belangrijk zouden moeten vinden bij de aanschaf van een straaljager. ‘De JSF heeft de beste radar, die exact kan worden afgesteld zodat de radarstraling die het uitzendt nauwelijks waarneembaar is. Bovendien is het het enige vliegtuig waarbij de vlieger volledig rondom het vliegtuig kan zien wat voor, achter of onder hem gebeurt. Tegelijkertijd is het vliegtuig zo gebouwd dat het niet goed waarneembaar is voor vijandelijke radars of infraroodsystemen. De JSF kan dus zelf heel exact doelen bepalen, maar is relatief veilig voor gronddreiging. En de JSF heeft een groter vliegbereik dan de F-16.’
Heerkens concludeert: ‘Als we niet ingaan op het geld, is de JSF de beste keuze, hoewel met beperkingen. Met de JSF kiezen we voor een toestel dat het beste is voor gronddoelen. In existentiële oorlogen hebben we bondgenoten nodig met andere vliegtuigen die de luchtgevechten kunnen leveren.’
Aan het eind van zijn betoog vraagt een student waarom we als land dan niet verschillende soorten straaljagers aanschaffen. Dan blijkt er toch een financieel addertje onder Heerkens’ gras te zitten. ‘Dat is politiek-economisch echt niet haalbaar.’