Dit artikel in 1 minuut
- Het ministerie komt begin 2021 met een gigantisch coronasteunpakket voor het onderwijs: 8,5 miljard euro
- In dat pakket zat onder andere de halvering van collegegeld en compensatie voor vertraagde wetenschappers.
- Maar ook geld voor het aanpakken van studievertraging en studentenwelzijn. Dat potje voor de UT bedroeg 2,8 miljoen euro.
- De UT besteedde het geld vooral aan extra medewerkers, maar er was bijvoorbeeld ook ruim 2 ton beschikbaar voor studieverenigingen. Die organiseerden activiteiten als Paarse Vrijdag, een uitje naar de Keukenhof en een lunchlezing van Shell.
- En hoewel er sprake was van relatief weinig geld, spreken betrokkenen wel van een strenge audit.
- Maar de effectiviteit? Die is niet zomaar terug te zien in slagingscijfers, studieuitval of studenttevredenheid. Maar sowieso was dat nooit het doel van de middelen. Die moesten snel ingezet worden en een zuivere analyse van de effecten is blijkbaar niet mogelijk. Ook van causale verbanden kan geen sprake zijn.
‘Niemand weet waar de coronamiljarden voor het onderwijs zijn gebleven’, kopt onderzoeksjournalistiek platform Follow the Money begin 2024. ‘Hoofdrol’ in dat artikel is weggelegd voor het Minkema College uit Woerden. De middelbare school gebruikte het coronageld namelijk om een concert te organiseren in het voorjaar van 2022… Met optredens van Ronnie Flex en Emma Heesters. Ruim een week later vertrokken 29 bussen van de middelbare school voor een uitje naar Walibi.
In tegenstelling tot wat Follow the Money schrijft, is wel degelijk inzichtelijk(er) te krijgen hoe een onderwijsinstelling het coronasteunpakket besteedde. In deze uitgebreide reconstructie pellen we af wat de spelregels waren, hoeveel de UT te besteden kreeg en – bovenal – op wat voor manier dat gebeurde. Spoiler alert: in ieder geval niet door het inhuren van Ronnie Flex.
Het steunpakket
Te beginnen met het totaalbedrag aan coronamiljarden: 8,5 miljard euro. Het is een duizelingwekkend bedrag gekoppeld aan het coronasteunpakket. ‘Op bijna elke school, elke onderwijsinstelling en elke studeerkamer is door de pandemie extra werk te verzetten’, zei toenmalig onderwijsminister Ingrid van Engelshoven bij de aankondiging van het zogeheten Nationaal Programma Onderwijs (NPO).
Het is dan 17 februari 2021. Een geheugensteun voor degene die de coronacrisis grotendeels heeft verdrongen: het is de tijd van de tweede totale lockdown, die op dat moment gepaard gaat met de rigoureuze en controversiële avondklokmaatregel. De meeste campusbezoekers bestaan op dat moment niet uit medewerkers en studenten, maar uit burgers die zich laten vaccineren of testen in een enorme tent van de GGD achter de Cubicus. Die tijd dus.
Het omvangrijke coronasteunpakket moet de druk van de ketel halen voor de gehele onderwijssector. Voor onderzoekers, die door de coronamaatregelen niet de labs in konden of op andere manieren vertraging opliepen, komt geld beschikbaar om contracten van – met name – promovendi te verlengen. En studenten – of hun ouders – zullen de minister ook dankbaar zijn geweest. Ze konden rekenen op halvering van het collegegeld vanaf september 2021, kregen recht op een jaar extra studiefinanciering én mochten een jaar langer gebruikmaken van hun ov-kaart.
Het taartpuntje voor de UT
8,5 miljard euro dus, als kapitaalinjectie voor het onderwijs in crisistijd. Metaforisch een kolossale taart die in puntjes gesneden moet worden. Er valt best aardig te ontleden hoe groot het taartpuntje is dat uiteindelijk bij de UT terechtkomt. Te beginnen met de totale som: die 8,5 miljard, die is verdeeld over de gehele onderwijssector. Het geld valt dus niet alleen te verdelen onder het hoger onderwijs, maar gaat evengoed naar basisschool De Regenboog en dat eerdergenoemde middelbare Minkema College. Met andere woorden: er blijft nog 2,7 miljard euro over voor mbo-, hbo- en wo-instellingen.
Die 2,7 miljard wordt dan weer verdeeld onder al die sectoren. En generieke maatregelen – die halvering van het collegegeld en compensatie voor instellingen voor een toegenomen instroom van studenten, die gaan allemaal ofwel direct naar de studenten of van de totale potjes af. Zoals de UT het zelf de afgelopen in de jaarverslagen verantwoordde (daarover later meer): ‘Is regulier via het verdeelmodel in de organisatie verspreid en daarmee ingezet voor onderwijs en onderzoek’. En om wetenschappers te compenseren voor onderzoeksvertraging, is nog eens 2,7 miljoen euro beschikbaar.
Maar het ministerie wil ook dat instellingen studievertraging aanpakken en studentenwelzijn verbeteren. Daarvoor krijgen de universiteiten in totaal 83,6 miljoen euro – welgeteld nog geen procent van de totale som. En als relatief kleine universiteit kreeg de UT een relatief bescheiden corona-‘enveloppe’: exact 2.813.000 euro. Dat is 0,033 procent van de totale miljardensom, om het in perspectief te plaatsen. Zo ‘groot’ is het taartpuntje van de UT om studievertraging aan te pakken en studentenwelzijn te verbeteren.
(Tekst gaat verder onder de illustratie.)
De spelregels
Maar daar is wel een plan voor nodig per instelling, vindt het ministerie. Er wordt immers geen gratis bier uitgedeeld aan studerend Nederland. Dat plan moet gebaseerd zijn op het bestuursakkoord van het ministerie van OCW en de onderwijsinstellingen, met als ‘vertrekpunt’ het repareren van studievertraging- en achterstanden en het welzijn van studenten.
Concreet: van universiteiten wordt verwacht dat ze het geld besteden aan de soepele in- en doorstroom van studenten, hun welzijn en sociale binding met de opleiding, ondersteuning en begeleiding op het gebied van coschappen van medische opleidingen en het beperken van studievertraging en uitval in lerarenopleidingen als gevolg van stagetekorten. Aan dat beknopte lijstje knoopt het ministerie een keuzelijst met acties. De belangrijke kanttekening: ‘Het kan voorkomen dat een instelling tot de conclusie komt dat een actie gewenst is die niet op de keuzelijst staat, maar gelet op de situatie van die instelling wel effectief en doelmatig zou zijn’.
'We hadden te maken met een soort wet van remmende voorsprong. Waar andere universiteiten de middelen gebruikten om programma’s op te zetten, hadden wij al een programma inclusief financiering staan' - Annet de Kiewit
Het plan van de UT
Elke instelling moet met stoom en kokend water zo’n eigen plan in elkaar zetten. Het is immers nog coronacrisis, op dat moment nog zonder einde of equilibrium in zicht. ‘We kregen in mei 2021 de instructies vanuit het ministerie’, zegt Annet de Kiewit, die het UT-plan schreef met beleidsadviseur Renate van Luyk. ‘We konden pas eind juni beginnen met schrijven; iedereen was natuurlijk ontzettend druk en het was een hectische periode.’ Ondanks de (tijds)druk lukt het. ‘We zaten goed in de materie, dat scheelde. We hadden namelijk te maken met een soort wet van remmende voorsprong. Waar andere universiteiten de middelen gebruikten om programma’s op te zetten, hadden wij al een programma inclusief financiering staan voor studentenwelzijn in de vorm van SWIP, het Student Well-being Improvement Programme. Onze taak was om een compact plan te schrijven, inclusief financiële onderbouwing. Dat is gelukt.’
Wie het UT-plan naast de keuzelijst met acties zet, ziet dat de UT met haar plannen keurig binnen de lijntjes kleurt en zich aan de ‘spelregels’ van het ministerie houdt. De universiteit richt zich vooral op de thema’s ‘soepele in- en doorstroom’ en ‘welzijn studenten en sociale binding met de opleiding’. En dat onderverdeeld in vijf verschillende soorten maatregelen: extra ondersteunend personeel voor studenten, verbeteren van intake en matching, verbeteren van informatievoorziening, activiteiten van studieverenigingen en ‘student 2 student support’.
Daarnaast is in totaal nog 320 duizend euro beschikbaar voor de lerarenopleidingen, dat geïnvesteerd moet worden in online tools, extra begeleiding bij stages en het helpen terugdringen van leerachterstanden. En er wordt nog rekening gehouden met overige kosten buiten de projectcoördinatie en deelname in nationale plannen. Vooral in ‘extra hulp voor de klas’. Alles bij elkaar opgeteld komt het rekensommetje daarmee uit op die eerdergenoemde 2.813.000 euro.
Een laatste horde – de universiteitsraad krijgt het plan ter instemming voor op 22 september 2021 – en het plan kan uitgevoerd worden. De raad is positief over de plannen – waarin veel nadruk ligt op extra studieadviseurs, ‘snapt de keuzes’ en hoopt op de hoogte gehouden te worden van de voortgang. Kortom: groen licht in het najaar van 2021 en niets wat de UT nog in de weg staat om het coronasteunpakket in te zetten.
Alleen: in 2021 wordt geen cent uitgegeven.
Verwonderlijk is het niet dat de NPO-geldkraan in 2021 nog niet opengedraaid wordt, blijkt uit de verklaring van De Kiewit. ‘Nog los van het NPO-budget had de UT op verschillende vlakken al actie ondernomen om studieachterstanden te voorkomen, bijvoorbeeld met extra herkansingsmogelijkheden voor studenten en online tentamens.’ En dan is er nog een andere logische verklaring waarom de bestedingen niet zomaar van de grond komen: de UT steekt het geld vooral in het aannemen van extra medewerkers. Het duurt een tijdje om de organisatie op te zetten en om mensen te werven, legt Kathelijn Jacobs van het Centre for Educational Support uit. Vanaf februari 2022 is zij projectleider voor de NPO-middelen op de UT. ‘Als je de doorlooptijd neemt van het opstellen van een vacature, het werven van mensen, ze aannemen en vervolgens inwerken, dan ben je zo maanden verder.’
De UT is niet de enige instelling die moeite heeft om de middelen vlot in te zetten. Onder andere door nieuwe coronamaatregelen en de moeite om personeel te werven, blijkt dat de hogescholen en universiteiten per juni 2022 slechts 6 procent van hun coronabudget spendeerden. Terwijl het geld eigenlijk bedoeld was om in 2021 en 2022 volledig uit te geven.
Dat effect laat zich zien in het jaarverslag van de UT over 2022. De UT heeft – net als de andere onderwijsinstellingen – namelijk de taak om de besteding van het NPO-geld te verantwoorden in elk jaarverslag. En dat gebeurt. Het plan is om dat jaar ruim anderhalf miljoen euro van het NPO-budget uit te geven. Dat wordt net iets minder dan een miljoen. Het jaar erop wordt de inhaalrace voortgezet: tot en met 2023 wordt er 1.898.464 euro van de beoogde 2.813.000 euro uitgegeven. Eigenlijk hebben alle instellingen hooguit tot en met 2023 om de NPO-gelden uit te geven, maar ze krijgen een jaartje uitloop. Zo kan de UT uiteindelijk nog grofweg een miljoen euro van de ‘coronacompensatie’ besteden in 2024.
Van ‘Taco Thursday’ tot festival
Maar hoe is het geld uiteindelijk besteed? Zoals gezegd: veel van de financiële injectie gaat richting de inhuur van extra personeel. Extra interessant om te weten als UT-student: meer dan 2 ton gaat naar de studieverenigingen. Op basis van het aantal ingeschreven studenten wordt het NPO-budget verdeeld onder de opleidingen – en daarmee onder de studieverenigingen, licht Merijn Janssen, bestuurslid van de Student Union toe. Die Student Union speelt namelijk vervolgens ook een soort poortwachtersrol in de verdeling van het coronageld onder de verenigingen. Die kunnen namelijk op hun beurt voorstellen indienen voor het organiseren van activiteiten. Voorstellen moeten onder andere een sluitende begroting hebben, afgestemd zijn met de faculteit en voor álle studenten van de opleiding – dus niet alleen de leden – kunnen bijdragen aan sociale cohesie en studentenwelzijn.
In de lijst met ondernomen activiteiten die U-Today bij de Student Union opvroeg blijkt dat enkele verenigingen gretig gebruik maken van het extra coronapotje, maar er zijn ook verenigingen die minder goed hun weg weten te vinden. Grote studieverenigingen als Isaac Newton en Stress gebruiken het om tientallen activiteiten te bekostigen. Zo organiseert Isaac Newton onder andere Eid al-Fitr, een viering van Paarse Vrijdag, een reis naar de Hannover Messe, een ‘MeisCie Picknick’ en een ‘Mother’s Day crafts afternoon’. Stress kiest voor een chocoladeworkshop, een ‘Karting & F1 Drink’, een volleybaltoernooi, een viering van het Holi Festival en een ‘Fri-AD 0.0 Drink’. Maar ook lunchlezingen van onder andere de Rabobank, de Enschedese burgemeester Roelof Bleker en oliemagnaat Shell staan op het programma.
Niet elke vereniging doet dus evenveel aanspraak op de middelen. Komma, de vereniging van Educational Science & Technology, gaat alleen naar het Amsterdam Light Festival. Onwijs – van de lerarenopleidingen – organiseert een barbecue. Een greep uit de activiteiten van andere verenigingen: Sirius plant een reisje naar attractiepark Phantasialand, ConcepT gaat onder andere voor ‘Taco Thursday’ en ‘Oliebollen en Zopie’, Daedalus bezoekt de Dutch Design Week en de studievereniging van ITC gaat schaatsen en naar de Keukenhof. En een aantal verenigingen bundelt de krachten voor een nieuw festival genaamd Summer Sounds. Het vat wel het spectrum aan verenigingsactiviteiten samen: van uitjes tot taco’s en van ‘Freshman BBQ’ tot festival. Volgens SU-bestuurder Janssen is het budget per project tussen de 50 en grofweg 1500 euro.
'Een belangrijk effect van die uitbreidingen was meer aandacht voor álle studenten, niet alleen voor studenten in moeilijkheden' - Kathelijn Jacobs
Meer begeleiding, meer mensen
Het leeuwendeel van het NPO-budget wordt echter op een andere manier besteed. Vooral de faculteiten krijgen het extra geld en zetten het primair in door meer ondersteuning en begeleiding aan te nemen, met name extra studieadviseurs. Verder stemt de UT de NPO-middelen af op het eigen ‘Student Well-being Improvement Programme’. ‘Het uitgangspunt was: zorg dat het geld bij de faculteiten terechtkomt, want zij weten het beste wat de studenten nodig hebben’, aldus De Kiewit.
Dus wordt het NPO-geld vertaald naar extra fte. ‘Elke faculteit gaf daar een eigen invulling aan. En die vrijheid heeft een faculteit ook, zo is het wettelijk vastgelegd. Vaak ging het om nieuwe, jonge medewerkers, die in contact kwamen met de al zittende hulpstructuur voor studenten’, zegt Jacobs. ‘Op sommige plekken ging het om een uitbreiding van het aantal uren en daarmee ook meer contactmomenten voor studenten. In andere gevallen om extra personeel, met eenzelfde effect. Ik denk dat een belangrijk effect van die uitbreidingen was; meer aandacht voor álle studenten, niet alleen voor studenten in moeilijkheden.’
Waar het extra geld ook bij helpt, is het van de grond laten komen van andere plannen en initiatieven, zo vertellen De Kiewit en Jacobs. Zoals bij het verbeteren van de informatievoorziening. ‘Opmerkelijk genoeg kwam tijdens een onderzoek in coronatijd naar voren dat studenten blij waren met de informatievoorziening op de UT. Tegelijkertijd vonden ze dat de informatievoorziening beter moest. Het bleek heel taai om daar wat mee te doen’, zegt De Kiewit. Maar er kon door de extra financiële middelen wel wat mee gedaan worden, vult Jacobs aan. ‘De UT heeft een sterk aanbod in studentenondersteuning, maar de vindbaarheid ervan liet nog te wensen over. Door de extra financiering en door mensen hiervoor in te zetten, werd de website van Student Services verbeterd én kon worden gewerkt aan een studiekeuzecheck en study matching tool. Op die manier kregen we nieuwe studenten op de juiste plek en verbeterde de informatievoorziening voor huidige studenten.’
(Tekst gaat verder onder de illustratie.)
Had het anders gekund?
Enkele voorlopige conclusies tot zover: de UT leek veel geld te krijgen ter compensatie voor de coronacrisis, maar in de praktijk viel dat reuze mee. Bovendien, het geld dat de UT besteedde werd keurig volgens de door het ministerie opgestelde spelregels gedaan. Case closed, zou je zeggen.
Maar is het geld wel terechtgekomen op de juiste plekken – en op het juiste moment? Had de universiteit die extra middelen überhaupt wel nodig? En wat had de UT anders kunnen – of misschien wel moeten doen?
De Universiteit Utrecht kiest bijvoorbeeld voor een iets andere werkwijze. Waar de UT de NPO-middelen vooral inzet in het verlengde van een bestaand studentenwelzijnsbeleid en het merendeel van het geld steekt in het aannemen van extra mensen, benadert de Utrechtse universiteit het op een andere manier. ‘We hebben het voor een deel ingericht als een soort call for proposals’, vertelt de Utrechtse programmamanager NPO, Anne Hamburger. ‘Dat vanuit het idee dat opleidingen en faculteiten een veel beter idee hebben waar het geld het beste gebruikt kon worden.’
'Als het geld er niet was geweest, zou ik niet durven zeggen of de doorontwikkeling van zo’n studiekeuzecheck wel van de grond was gekomen. Omdat er focus en geld was, kreeg het prioriteit' - Kathelijn Jacobs
Doel is vooral om de ‘wat-heb-je-nodig’-vraag zo laag mogelijk in de organisatie uit te zetten, vervolgt Hamburger. ‘Iedereen met een goed plan, onderbouwd en uitgewerkt, had kans om dat voorstel gehonoreerd te krijgen. Het nadeel was dat deze aanpak vrij arbeidsintensief was; het vergde veel afstemming met studenten en de medezeggenschap. Maar iedereen – studenten, studentorganisatie, medewerker, opleiding of faculteit – kon een voorstel indienen. Daarmee hadden we het gevoel dat we iedereen op de universiteit erbij betrokken hadden. Of het nou om voorstellen van een paar honderd of paar duizenden euro’s ging.’ Toch nuanceert Hamburger wel een en ander. ‘Naast die call for proposals hadden we ook een aantal centrale projecten. En ook wij staken relatief veel van de middelen (ruim 8 miljoen euro in het geval van de Universiteit Utrecht, red.) in het aannemen van extra medewerkers. We hadden een andere werkwijze dan de UT, maar dit leidde in de praktijk tot veel vergelijkbare resultaten.’
Knelpunten en keurslijf
Had de UT het liever ook op die manier ingericht? Voor Jacobs gaat die vlag in de praktijk sowieso niet op. ‘Er is een plan geschreven, dat wordt vervolgens goedgekeurd. Dan moet je je aan dat plan houden. Dat is precies wat we deden.’ Het inzetten op extra medewerkers had zijn voor- en nadelen, vertelt ze. ‘Je bent minder wendbaar als organisatie. Ergens was het misschien fijn geweest om meer ruimte te hebben voor losstaande activiteiten. Het voordeel van de inzet op extra fte was dat we meer massa konden kweken, zoals bij het doorontwikkelen van de studiekeuzecheck.’
Maar had de UT dit extra geld wel nodig? ‘Als het geld vanuit NPO er niet was geweest, zou ik niet durven zeggen of de doorontwikkeling van zo’n studiekeuzecheck wel van de grond was gekomen. Omdat er focus en geld was, kreeg het prioriteit. Bovenal: het komt de student ten goede.’ Een vergelijkbare conclusie trekt De Kiewit over de extra studieadviseurs die zijn aangenomen. ‘Ja, het had vast zonder gekund. Maar je zag wel dat wat knelpunten verdwenen. De universiteit had gewoonweg meer handjes aan het bed om iemand direct te vervangen in het geval van ziekte of andere afwezigheid.’
Zowel De Kiewit als Jacobs concludeert dat een bepaald keurslijf is ervaren, zowel bij het opstellen van de ‘spelregels’, in de uitvoering, als de controle óp die uitvoering. Dat keurslijf is op meerdere manieren uit te leggen. ‘Als je het mij vraagt, had er veel potentie gezeten in het steken van deze NPO-middelen in het bestaande FOBOS-budget (Financiële Ondersteuning Bijzondere Omstandigheden Studenten, red.). We kregen echter te horen dat de middelen niet bedoeld waren voor directe financiële ondersteuning van individuele studenten.’
Het keurslijf van de uitvoering blijkt op een andere manier lastig, vult Jacobs aan. ‘NPO was een project in een niet-projectgeorganiseerde organisatie. Daar liepen we tegenaan, bijvoorbeeld bij de studiekeuzecheck-tool. Je tuigt zo’n project op, maar we hadden ook te maken met de reguliere processen in de organisatie. Toen het college van bestuur de NPO-plannen goedkeurde, werd niet automatisch een collega van de IT-afdeling gekoppeld aan dit project. Het ging mee in de besliscyclus van het IT-projectenportfolio. Dat kost natuurlijk tijd.’
'We hadden te maken met een klein potje geld, maar een strenge audit' - Annet de Kiewit
‘Klein potje geld, strenge audit’
En dan is er nog de controle. Voor een potje van een kleine 3 miljoen euro vindt er driemaal een audit plaats door adviesbureau Berenschot, in opdracht van het ministerie. Dat valt te verklaren omdat de besteding van het NPO-geld tot twee keer toe is verlengd. ‘De monitoring was arbeidsintensief’, zegt Jacobs. ‘Naast de NPO-middelen ontvingen de faculteiten ook de Wet Studievoorschot-middelen en geld van de sectorplannen. Al deze geldstromen gingen gepaard met verschillende manieren van verslaglegging. Voor NPO vond de verslaglegging op allerlei niveaus plaats, van thema naar maatregel en van activiteit naar actie. Dat maakte het behoorlijk arbeidsintensief.’ Zoals De Kiewit aanvult: ‘We hadden te maken met een klein potje geld, maar een strenge audit.’
Niet voor niets staat in de eindevaluatie die de UT opstelde ter bespreking met Berenschot het antwoord op de vraag ‘wat zou u een toekomstig kabinet in dit opzicht mee willen geven?’: ‘Heb vertrouwen in de universiteiten dat het geld goed besteed wordt.’
Er zijn namelijk geen zichtbare aanleidingen om te wantrouwen hoe de UT het geld besteed heeft, constateert ook Barend van der Meulen, hoogleraar institutionele aspecten van het hoger onderwijs. ‘Duidelijk was dat het ging om tijdelijk geld, dat de UT gebruikte om dingen te faciliteren die ze anders niet zouden doen en om te helpen achterstanden bij studenten weg te werken. Dat lijkt de UT netjes te hebben gedaan.’
Van der Meulen, hoogleraar bij UT-vakgroep Knowledge, Transformation & Society, heeft echter wel enkele kanttekeningen bij hoe het Nationaal Programma Onderwijs geëvalueerd en verantwoord is. ‘Als ik kijk naar de verantwoording in de jaarverslagen, dan is die vrij summier. Er was ongetwijfeld wel ruimte om meer te onderbouwen hoe de middelen vertaald werden. Die transparantie kun je als instelling zeker wel bieden.’ Het programma had volgens Van der Meulen vrij duidelijke doelstellingen, waar je met enige creativiteit best indicatoren aan kan hangen. ‘Doorstroming is te meten en ook studentenwelzijn wordt gemonitord.’
Heeft het effect gehad?
Is überhaupt te concluderen of het extra geld effect had? De UT doet tussentijds wel degelijk samen met ROC van Twente en Saxion Hogescholen onderzoek naar de inzet van de NPO-middelen. Maar de groep respondenten is vrij klein (26 UT-studenten en -medewerkers) en de conclusies zijn algemeen van aard. Enkele constateringen: ‘Op korte termijn met een studieadviseur kunnen spreken blijkt cruciaal te zijn voor zowel het emotionele als het psychologische welzijn van studenten’. En: ‘Ter bevordering van het sociale welzijn van studenten blijken vooral groepsactiviteiten die door studieadviseurs worden georganiseerd van belang te zijn’. Het beeld dat verder naar voren komt, als het gaat over informatievoorziening: ‘Een duidelijke website is prettig, maar als je nog steeds niet de benodigde hulp kunt vinden, ervaren studenten dit als een cosmetische ingreep’.
Dat eigen onderzoek geeft geen inzicht in de ervaren effecten door studenten en een grootschalige enquête specifiek naar het effect van NPO-interventies ontbreekt. Nog los van de vraag of studenten één-op-één de inzet van NPO-middelen kunnen koppelen aan hun eigen welzijn en (gebrek aan) studievertraging.
'Ik zag in de uitvoering dat het geld ging naar feestjes. Dan vroeg ik ook binnen mijn eigen faculteit: waarom niet naar excursies?' - Annet de Kiewit
Maar wat zeggen beschikbare cijfers, zoals uit de Nationale Studenten Enquête? De beschikbare cijfers daarin laten nauwelijks schommelingen zien. De algemene studenttevredenheid op de UT? Die kreeg de afgelopen vier jaar elke keer een score van 4.0 uit 5. Andere indicatoren die raakvlak hebben met de NPO-inzet op de UT – studiebegeleiding, informatie vanuit de opleiding en ‘betrokkenheid en contact’ bleven ofwel gelijk of stegen met een score van 0,1.
Dan de slagingspercentages en uitvalcijfers, die iets zeggen over of een student wel of niet op z’n plek zit. Qua slagingspercentages van studenten die maximaal een jaar extra nodig hadden, zijn er niet veel schommelingen te zien. Met name de groep Europese studenten (exclusief Nederland en Duitsland) lijkt extra last te hebben gehad van de coronacrisis. Waar de lichting van 2016 nog 44 procent van de EEA-bachelorstudenten nominaal + 1 jaar extra studeert, was dat nog 33 procent bij de lichting die twee jaar later startte – en in 2020 middenin de coronacrisis belandde. Bij de lichting van 2020 is dat alweer iets teruggeveerd, daarbij studeerde 41 procent ‘nominaal +1’.
Een vergelijkbaar beeld is te zien bij de uitvalcijfers. In 2019 blijft 77 procent van de eerstejaars ‘gewoon’ doorstuderen. In 2020 zakte dat percentage naar 68, waar het vervolgens blijft hangen. In 2023 is een kentering te zien, dan vervolgt weer 72 procent dezelfde studie na het eerste jaar.
Misschien dat het te maken heeft met dat de UT vanaf dat jaar een behoorlijke inhaalslag maakte met de besteding van het coronageld. Anderzijds: 2023 is ook het jaar dat de meeste landelijke coronamaatregelen goeddeels opgelost zijn. Men is gevaccineerd, het virus is naar de achtergrond verdwenen en het ‘gewone leven’ gaat weer door.
En hoe je het ook wendt of keert, het welzijn van studenten was vóór corona, tijdens corona en is ná corona nog steeds een hoofdpijndossier. Voor glasharde causale verbanden is dus de nodige mentale gymnastiek nodig.
De nasleep
Kwam het geld op het júíste moment wel op de júíste plek terecht, het moment dat studenten die financiële injectie het meest nodig hadden? ‘Dat is wat kort door de bocht om het zo te stellen’, zegt Jacobs. ‘Bij de coronacrisis ben je geneigd te zeggen: studenten hebben direct iets nodig voor hun studie en sociale leven. Maar tegelijkertijd zien we – jaren later – dat de nasleep enorm is. Ergens is nog iets blijven hangen van die crisis. Wat dat precies is, is moeilijk te zeggen. Wat ik wel zie: studenten zijn dan wel uit corona, maar niet uit de nasleep van corona. Wie hier nu ook zit – of zat – heeft er last van gehad.’ Want het welzijn van studenten in brede zin, dat blijft een onderwerp – en prioriteit. ‘NPO is dan misschien wel afgelopen, maar ons Student Wellbeing Improvement Programme gaat gewoon door.’
Anne Hamburger trekt een vergelijkbare conclusie bij de Universiteit Utrecht, maar zet het nog wat scherper aan. ‘We moesten corona uit de student zien te krijgen, dat was de opdracht van het ministerie. De kop van het artikel over het Minkema College vond ik daarom ook heel flauw. Het was een heel andere tijd, we kwamen uit een lockdown. Om de NPO-doelen te bereiken moesten we zorgen dat studenten weer hun huis uitkwamen en het weer leuk zouden gaan vinden om elkaar op te zoeken.’ Ze is bekend met schrijnende gevallen. ‘Vooral het eerste jaar, dan had je studenten die voor het eerst weer naar buiten moesten komen. Zo’n eerstejaars, die alleen maar bij z’n ouders op zolder heeft gezeten een heel collegejaar lang...De stap om dan weer onder de mensen te komen en in een collegezaal te zitten, was voor veel studenten gewoonweg heel groot. Dat moet je niet onderschatten. Het is niet alleen dat fysiek onderwijs beter voor je is, maar ook dat je mensen om je heen hebt is belangrijk. Ja, dan heeft ook een pizza party of een uitje een inhoudelijke component.’
De Kiewit ziet nog wel punten van verbetering op de UT. ‘Het duurde wat mij betreft te lang tussen het moment dat de plannen goed waren gekeurd en de besteding in de faculteiten. Maar het kwam wel van de grond. Andere instellingen staken het wellicht wat meer in evenementen en stenen, wij in mensen. Dit paste goed bij ons. Nee, dit extra geld is zeker niet verdampt.’ Zelf had ze gehoopt op meer studentinitiatieven. ‘Ik zag in de uitvoering dat het geld ging naar feestjes. Dan vroeg ik ook binnen mijn eigen faculteit: waarom niet naar excursies? Maar dan was daar blijkbaar al sponsorgeld voor beschikbaar. Wat ik wel positief ervaarde was dat enkele verenigingen zich al vrij vroegtijdig richtten op diversiteit en inclusie, terwijl de UT dat op dat moment zelf nog in de steigers had staan. Idealiter hadden verenigingen meer samen gedaan. Dat is slechts ten dele gelukt, bijvoorbeeld met het Summer Sounds Festival – dat ook afgelopen jaar nog is georganiseerd. Dat festival vindt z’n oorsprong in NPO. Maar dat er verder weinig echt grote klappers waren, dat is achteraf wel jammer.’
'Zie je deze crisis als een bacteriële infectie, dan was het NPO-geld de antibioticakuur' - Barend van der Meulen
Antibioticakuur
In brede zin moet het extra geld niet gezien worden als een pleister op de wond die de coronacrisis sloeg, duidt hoogleraar Van der Meulen. ‘Zie het eerder als een medicijn. Het onderwijs werd ziek door die coronacrisis en moest een geneesmiddel krijgen. Nu is een crisis zeker geen goede tijd om extra investeringen te doen. Maar zie je deze crisis als een bacteriële infectie, dan was het NPO-geld de antibioticakuur. Dan rest de vraag: hielp die kuur goed genoeg? Daar lijkt het wel op.’
Want het hele NPO-circus was er nooit eentje met bijzonder concrete doelstellingen, harde prestatie-indicatoren en kwantitatieve analyses. Tekenend is de tekst in de landelijke voortgangsrapportage van Berenschot, met de volgende woorden: ‘Een zuivere analyse van de effecten van de maatregelen die instellingen hebben ingezet om de studievertraging en welzijnsproblemen van studenten te verkleinen, is niet mogelijk. Bij aanvang van het programma is al aangegeven dat er hooguit aannemelijk kan worden gemaakt dat het programma bijdroeg aan het herstel van studieprestaties en studentenwelzijn. Van harde causale verbanden kan, gezien de insteek van het programma, geen sprake zijn. Net als bij veel andere corona-gerelateerde ondersteuningsprogramma’s is de politieke afweging gemaakt om de middelen snel in te zetten.’
Misschien is de beste conclusie dan wel: ondanks wat vage spelregels, een haastige aanloop en ietwat trage uitvoering, een chronisch gebrek aan concrete doelen en prestatie-indicatoren… Ondanks dat alles deed de UT het best behoorlijk, in een benarde situatie.
Dit artikel is tot stand gekomen met dank aan een werkbeurs onderwijsjournalistiek van de Stichting Onderwijsfonds COCMA.