Een interview met een UT-hoogleraar van het eerste uur.
Jarenlang was hij een vooraanstaand onderzoeker op het grensvlak van kristallografie en kwantumchemie. Belangrijke functies bekleedde hij binnen het IUC, het International Union of Crystallography. Zijn naam is onlosmakelijk verbonden aan CICA, de Committee of International Coorperation Activities. Om kort te gaan: een geslaagde wetenschappelijke carriere. Maar met Dick Feil is het bijna zoals met een bundel licht: pas als je goed kijkt, zie je de tweespalt. Zoals licht (golf en deeltje tegelijk) dingen doet die eigenlijk niet samengaan, zo huizen er in Feil een aantal schijnbare tegenstellingen.
Feil behoort tot de oude garde. Slechts de eerste drie maanden van de TH Twente maakte hij niet mee. Vanaf 1965 was hij erbij, aanvankelijk als lector in de 'fysische chemie der materie', de latere 'chemische fysica'. Met zijn 32 jaar vond men hem te jong om hoogleraar te worden, zijn publicatielijst was te kort. Niettemin schoof de Utrechtse chemicus die eerste jaren gewoon aan bij stafvergaderingen.
Hoe jong ook, Feil had al een leven achter zich. Na zijn promotie in Pittsburg en Utrecht polste men hem in 1959 voor een lectoraat in Kaapstad, Zuid-Afrika. 'Mijn vrouw en ik wilden graag wat van de wereld zien, maar we twijfelden over het land, over het regiem. Omdat de universiteit van Kaapstad tegen de apartheid was, besloten we te gaan.'
Feil noemt het vormende jaren, die Zuid-Afrikaanse tijd. Zijn gezin vond onderkomen in het huis van een historicus, die in het buitenland verbleef. 'Zijn kasten puilden uit van studies over Zuid-Afrika. Ik ben diep in de materie van dat land gedoken. Je had toen net Sharpville gehad, het incident waarbij de Afrikaner politie met scherp op zwarte demonstranten had geschoten. We zaten er middenin.'
Zijn vrouw Annet gaf naailes in de de zwarte townships, Feil raakte bevriend met ds. Johan Heyns, studentenpredikant en pro-apartheidsman. 'Bij hem thuis heb ik minister-president Verwoerd ontmoet, de architect van de apartheid, die daar voor een klein gezelschap een lezing gaf. Na zijn verhaal, dat even meeslepend als verwerpelijk was, gaf Heyns mij onverwachts het woord. Daar sta je dan, boos, verdrietig, onder de indruk, maar toch niet stil. Later, veel later, heeft Heyns het licht gezien en zijn kerk uit de apartheid geleid. Eind jaren tachtig is hij vermoord.
De Feils vonden Zuid-Afrika een fascinerend land, maar beseften dat je er geen kinderen moet opvoeden. 'Hoe vaak je ze ook uitlegt dat rassenscheiding abnormaal is, hun wereldbeeld raakt verwrongen. Al die tijd hadden we een zwarte vrouw in de huishouding, Gelima heette ze. Ze woonde in een slop in Shantytown, ze at bij ons aan tafel. Toen we ons in 1964 inscheepten voor de reis naar Nederland, bleef Gelima op de kade achter. Onze kinderen gingen ervan uit dat ze meeging. Ze sloegen geen alarm, omdat dat ze begrepen dat Gelima later zou komen - met de oude boot voor zwarte mensen.'
Twente trok al aan hem in Zuid-Afrika. Van zijn Utrechtse promotor, prof. Bijvoet, had hij gehoord van de plannen voor een Enschedese campus. 'Dat prikkelde me. Het was revolutionair in die tijd, zeer vooruitstrevend ook.' De campusfilosofie, een leefgemeenschap met studenten én docenten, bleek hem op het lijf geschreven. Feil vestigde zijn gezin aan de Langenkampweg, midden op de campus. Tot in de laatste jaren kwamen studenten over de vloer, niet zelden rond etenstijd.
In die eerste jaren bemoeide hij zich nadrukkelijk met de vorming van het onderwijs. Hij zette de leerstoel fysische chemie in de grondverf, en werkte intensief mee aan de invoering van het baccalaureaat. Intussen maakte hij vorderingen op zijn vakgebied, de kristallografie. Eind jaren zestig kwam daar iets bij van geheel andere orde. In Scientific American las hij over Amerikaanse wetenschappers die hun kennis hadden gebundeld ten behoeve van de Derde Wereld. Ontwikkelingshulp in de vorm van kennisoverdracht, Feil raakte begeesterd. 'Tijdens een borrel in de Boerderij stelde ik voor om iets dergelijks in Twente op te zetten.' Hij had de tijdgeest mee. Zijn collega's reageerden enthousiast, en de Werkgroep Ontwikkelingssamenwerking per Brief werd opgericht.
De CICA volgde, projecten in Bandung, Nigeria, en Zambia werden uitgevoerd. Hij initieerde in 1975 de VOK, de Vakgroep Ontwikkelingskunde. 'Met beperkte middelen hebben we in Indonesië en Afrika veel bereikt', meent Feil. Een groot deel daarvan komt op zijn conto, al wil hij er niets van weten. Integendeel, zijn prominente positie binnen VOK gaf hij op door de Utrechtse hoogleraar Hommes, een gevierd ontwikkeling-socioloog, naar voren te schuiven. Feil: 'Een absolute autoriteit, fantastisch dat hij naar Twente wilde komen.' Niettemin kijkt hij met een goed gevoel terug op zijn werk in de Derde Wereld. 'Je zou de Nigeriaanse kinderen de kost moeten geven die Annet heten, naar mijn vrouw.'
Dick Feil