Er zijn onderwijsinstellingen die meer uren inroosteren dan ze daadwerkelijk geven, blijkt uit een onderzoek van LSVb en ISO. De studentenorganisaties ondervroegen achttien medezeggenschapsraden over de invloed van de ‘prestatieafspraken’ die hogescholen en universiteiten vorig jaar maakten met het ministerie. 'We wilden weten wat studenten er van merken', legt ISO-voorzitter Ruud Nauts uit.
Halen onderwijsinstellingen trucjes uit om het aantal contacturen te halen?
'We kunnen het niet hard maken, maar dat idee kregen we wel heel sterk uit alle gesprekken. Daarom is het belangrijk om beter te definiëren wat een contactuur precies is, zodat daarover geen verwarring kan ontstaan. Bij sommige opleidingen worden projectweken als veertig contacturen ingeroosterd, terwijl studenten amper een docent zien. Andere doen dat niet. Daar moeten we dus afspraken over maken.'
Hoe zou zo’n definitie er uit kunnen zien?
'Om eerlijk te zijn weten we dat nog niet. De behoeftes verschillen natuurlijk ook. Maar op dit moment zien we dat kwantiteit bij sommige opleidingen vóór kwaliteit gaat. We hebben bijvoorbeeld gehoord dat docenten liever meer persoonlijke begeleiding zouden geven, in plaats van meer hoorcolleges. Die telt bij sommige opleidingen wel mee als contactuur, maar bij andere niet. Hetzelfde geldt voor werkcolleges: die zijn duurder en kosten meer tijd dan een hoorcollege. Om toch aan de norm te voldoen, kunnen opleidingen de neiging krijgen sneller te kiezen voor de makkelijke weg.'
Digitale colleges tellen niet mee als ‘contactuur’. Wat vinden jullie daarvan?
'Op dit moment telt een contactuur inderdaad alleen als er een docent fysiek aanwezig is. We vragen ons af hoe lang dat nog houdbaar is. Digitaal onderwijs zou zeker moeten worden meegenomen in een nieuwe definitie. Fysiek contact blijft belangrijk voor studenten, maar digitale toetsing bijvoorbeeld kan heel veel toevoegen aan het onderwijs. Opleidingen moeten niet schromen daarmee te beginnen omdat ze anders de norm niet halen.'
Bij wie ligt nu de bal?
'Wij hebben nu de eerste stap gezet door dit probleem te signaleren. Maar daarmee is de kous niet af, ik hoop dat het ministerie ons uitnodigt voor een gesprek. We willen ook met de universiteiten en hogescholen van gedachten wisselen. Wij hebben de bal opgegooid en nu moeten we zien wie hem opvangt.'