Stel, je bent Slowaak en je wilt onderzoek doen naar waterkeringen, watermanagement of het aanleggen van polders. Dan kun je waarschijnlijk het best terecht in Nederland. Dat zou zonder problemen moeten kunnen, vindt de Europese Unie, dus wordt er al jaren gewerkt aan het opzetten van een ‘Europese onderzoeksruimte’: net als personen en goederen, zou ook kennis zich ongelimiteerd moeten kunnen verspreiden over de lidstaten.
Dat is de droom. Maar hoewel er wel vooruitgang wordt geboekt, werken er nog steeds weinig wetenschappers aan onderzoek dat vanuit meerdere lidstaten wordt gecoördineerd. Minder dan één procent van het onderzoeksbudget van nationale overheden gaat naar dit type onderzoek.
Daarnaast is het voor veel wetenschappers nog steeds moeilijk om hun onderzoek in een ander land uit te voeren of in nauwe samenwerking met buitenlandse collega’s. Als hij langere tijd naar Nederland wil, krijgt onze Slowaakse waterexpert in spe te maken met allerlei voorwaarden en regels.
Bovendien blijkt het vaak moeilijk een positie te bemachtigen op een buitenlandse instelling. Veertig procent van de ondervraagden is niet tevreden over de manier waarop sollicitatieprocedures worden gevoerd. Zonde, vindt de Europese Commissie, want het delen van kennis en innovatie zou uiteindelijk een van pijlers van de EU moeten worden.
Om uiteindelijk toch tot die Europese onderzoeksruimte te komen doet het rapport een aantal aanbevelingen. De Europese lidstaten zouden hun bekostiging en hun onderzoeksbeleid beter op elkaar moeten afstemmen. Ook moet het voor onderzoekers eenvoudiger worden om binnen meerdere nationale programma’s tegelijk te werken; op dit moment zijn onderzoekssubsidies vaak gebonden aan één land.
Verder wil de commissie dat wetenschappelijke artikelen sneller openbaar worden en dat onderzoekers makkelijker terecht kunnen bij faciliteiten elders in Europa.