Vandaag debatteert de Tweede Kamer over de onderwijsbegroting van 2014. Tijdens het debat zal ook de door het kabinet voorgestelde 'vereenvoudiging' van de studiefinanciering worden besproken. Die vereenvoudiging betekent simpelweg dat er minder rekening wordt gehouden met allerlei omstandigheden, waardoor een klenie groep studenten voortaan een kleinere of geen aanvullende beurs krijgt.
Zo blijft de studieschuld van ouders voortaan buiten beschouwing. Of ouders van studenten zelf moeten aflossen bij DUO, maakt niet langer uit voor het bedrag dat ze geacht worden te betalen aan de studie van hun kinderen. In circa driehonderd gevallen betekent dit dat er van ouders een hogere bijdrage wordt verwacht, zegt minister Bussemaker. En wat ouders bijdragen, hoeft DUO niet meer bij te dragen. Deze driehonderd studenten zouden dus (een deel van) hun aanvullende beurs moeten inleveren.
Ook houdt het kabinet niet langer rekening met het aantal minderjarige broertjes en zusjes dat een student heeft. Op dit moment gaat DUO er nog van uit dat ouders minder aan een studie kunnen bijdragen als ze daarnaast voor jongere broertjes en zusjes moeten zorgen. Dat gaat veranderen. Kinderen uit een groot gezin hebben voortaan evenveel recht op geld van hun ouders als kinderen zonder broers en zussen. Daar hangt een tamelijk precies prijskaartje aan: 363 euro per jaar per minderjarig kind. Een student met drie broertjes en zusjes zou dan per jaar zo’n duizend euro studiefinanciering verliezen of zelfs helemaal geen aanvullende beurs meer krijgen.
De maatregelen zijn onderdeel van een bezuiniging uit het regeerakkoord van 33 miljoen. Als alles doorgaat verdwijnt de aanvullende beurs ook voor studenten met spoorloze ouders of voor studenten die ernstig gebrouilleerd zijn met hun ouders.
Maar of alles doorgaat, valt nog te bezien. Veel partijen maken zich zorgen over de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor lagere inkomens. Zelfs regeringspartij PvdA wil de aanvullende beurs voor studenten met ‘weigerachtige en onvindbare ouders’ behouden. Bussemaker maakt zich over de toegankelijkheid echter weinig zorgen. Het bedrag ter hoogte van de aanvullende beurs kan altijd worden geleend, schrijft ze aan de Kamer: 'De regering verwacht daardoor geen noemenswaardige effecten op de toegankelijkheid.'