Werksma onderzocht het politieke spel rond de invloed van beide Europese instellingen. ‘De ECB had bijvoorbeeld als eerste doel om de prijsstabiliteit, de inflatie te bewaken. Maar naast dat monetaire beleid komt in 2014 ook het Europese financiële beleid onder de verantwoordelijkheid van de ECB. Dat was een keiharde eis van de noordelijke alliantie.’
Met die alliantie bedoelt de UT-studente onder meer Duitsland, Nederland en Finland. Die wilden alleen meewerken aan fondsen voor de noodlijdende zuidelijke economieën als de ECB als supervisor werd aangesteld voor de nationale banken. ‘Er blijven nog wel nationale supervisors, maar de ECB kijkt straks over hun schouders mee en kan ingrijpen. Dan willen ze ook wel meedoen aan die fondsen, omdat ze belang hebben bij stabiele economieën in Zuid-Europa.’
Volgens Werksma heeft de alliantie in het proces steeds meer initiatief genomen om de ECB en EBA in te richten zoals de landen van de alliantie dat wilden. ‘De supervisie van de Europese landen is heel slecht op elkaar afgestemd. Daarom werd de EBA opgericht. Maar terwijl de ECB daar naast komt te staan als toezichthouder, is het onwaarschijnlijk dat de invloed van de EBA verder groeit.’
Crisis over? Dag samenwerking!
Of en hoe het samen optrekken van de landen de komende jaren verder vorm krijgt, is nog de vraag. ‘Nu we de crisis uit gaan, gaat het een stuk langzamer. De eurotoppen die er op het hoogtepunt van de crisis voortdurend waren om samen te zoeken naar oplossingen, worden steeds minder vaak gehouden. Nu het beter gaat, is er steeds minder bereidheid om concessies te doen en soevereiniteit aan Europa over te dragen. De druk om samen te werken is weg.’
En dat is geen goede zaak, vindt Werksma. ‘Het is nog maar de vraag of bijvoorbeeld het resolutie-mechanisme voor noodlijdende banken (SRM) nu goed wordt geregeld, terwijl dat in mijn ogen wel heel belangrijk is. Voor heel Europa.’