Een internationale review group is vorig jaar bij ons instituut op bezoek geweest’, steekt IJzerman van wal. ‘Ze houden interviews, praten met medewerkers en verwoorden hun bevindingen in een rapport.’ Die uitkomst is afgelopen december gepresenteerd aan de MIRA-staf. ‘Duidelijk was dat de basis van het onderzoek binnen MIRA toonaangevend is. Onze visie op translationeel onderzoek - techniek naar de zorg brengen - werd alom gewaardeerd. De review group adviseerde ons wel om de rol van klinisch hoogleraren in dit aspect eens onder de loep te nemen. Hoe kunnen we die positie versterken en beter inzetten voor een succesvolle translatie?’ Iets om over na te denken. Hetzelfde geldt voor het aangaan van samenwerkingsverbanden. ‘Na de komst van technische geneeskunde is het aantal stageplaatsen enorm gegroeid. Inherent daaraan neemt ook de hoeveelheid externe relaties toe. De review group raadde ons aan om te kiezen en het aantal contacten wellicht te beperken.’ IJzerman denkt hierbij aan de UMC’s in Groningen, Nijmegen en Utrecht naast de regionale ziekenhuizen. ‘Natuurlijk blijven de bestaande connecties overeind maar bij vervolginitiatieven kunnen we dit advies in ons achterhoofd houden.’
De twee aanbevelingen leidden tot een eerste strategische verkenning binnen MIRA. Deze wordt voorgelegd aan medewerkers tijdens drie inloopbijeenkomsten voor de staf. En op initiatief van de instituutsraad worden ook de promovendi, post-docs en ondersteunend personeel betrokken. ‘Ten eerste proberen we intern versterking te vinden met andere instituten en faculteiten. Denk aan MESA+ en het CTIT. Maar ook met andere disciplines, zoals bij informatica en bij wiskunde, kunnen we die samenwerking intensiveren.’
De interactie tussen onderzoek en onderwijs staat ook op de agenda. ‘We hebben de opleidingen biomedische technologie, gezondheidswetenschappen en technische geneeskunde. We moeten iets doen om het onderwijs, zoals de opdrachten tijdens de masterstages, duidelijk op te nemen in ons onderzoeksprogramma.’
Tot slot zet IJzerman in op personal brands ofwel personal funding. ‘We willen graag meer persoonlijke onderzoeksgelden. Ik denk dat je dat kunt motiveren en stimuleren. Deels door alleen al te weten dat die mogelijkheden bestaan. Het besef. En verder het geloof dat je ervoor in aanmerking komt. Ervoor gaan. Dat kun je uitdragen.’ Daarnaast vindt de wetenschappelijk directeur het belangrijk dat leiderschap en talentontwikkeling aandacht krijgen binnen het onderzoeksinstituut. ‘Je moet daarin blijven investeren. Hierbij gaat het niet alleen om hoogleraren, maar om de hele wetenschappelijke staf.’ Iets anders waarin fors geïnvesteerd wordt, is academische excellentie. MIRA staat volgens een analyse van de technische universiteit van Lausanne (EFPL) in de top zeven van beste biomedical engineering-instituten wereldwijd. Om die positie te behouden, zo niet te versterken, is herijking van onderzoeksprogramma nodig. ‘Hierbij gaat het om de keuzes in de leerstoelen en de ambitie die we daar hebben.’
De medewerkers worden tijdens drie inloopbijeenkomsten gevraagd mee te denken over de MIRA-strategie. De eerste is morgen, donderdag 23 januari.