De PvdA stelde Kamervragen over de achterstand van Somaliërs in Nederland: was die werkelijk zo groot als onderzoekers beweerden? En wat kon het kabinet daaraan doen? Zou het kabinet bijvoorbeeld een uitzondering in de regels voor studiefinanciering kunnen maken, zodat zij – en sommige andere groepen vluchtelingen – ook na hun dertigste kunnen studeren?
Hun achterstand is inderdaad groot, bevestigen minister Asscher (Sociale Zaken) en minister Bussemaker (Onderwijs). Meer dan de helft van de Somalische Nederlanders en twee derde van hun kinderen leeft onder de armoedegrens. In de beroepsbevolking is 37 procent van de Somaliërs werkloos.
Maar dat is geen reden om te tornen aan de regels voor de studiefinanciering, vinden ze. Jongeren die hun studie ‘door omstandigheden’ in eigen land niet hebben afgerond, kunnen in Nederland tot hun dertigste studiefinanciering aanvragen. Zijn ze ouder dan dertig jaar, dan is er volgens deze ministers sprake van een ‘individuele verantwoordelijkheid’ en moeten deze vluchtelingen hun studie zelf betalen.
Asscher en Bussemaker wijzen op andere mogelijkheden. Misschien kunnen vluchtelingen steun krijgen van hun werkgever of een beroep doen op de sociale zekerheid. Maar die mogelijkheid heeft iedereen. Verder kunnen ze een tegemoetkoming aanvragen bij de stichting voor vluchteling-studenten UAF. Daarom is het volgens het kabinet niet nodig een uitzondering in het studiefinancieringsstelsel te maken.