Vanaf september 2015 krijgen nieuwe studenten geen basisbeurs meer. In plaats daarvan kunnen ze een lening afsluiten. Op termijn zou het nieuwe leenstelsel jaarlijks 625 miljoen euro voor het hoger onderwijs moeten opleveren.
Hierover hebben regeringspartijen VVD en PvdA al voor de zomer afspraken gemaakt met oppositiepartijen D66 en GroenLinks. In hun akkoord stond al dat oud-studenten desnoods 35 jaar de tijd krijgen om hun studieschuld af te lossen.
De aanvullende beurs gaat met honderd euro omhoog. Ook wordt het maandelijkse aflosbedrag lager: hooguit vier procent van het inkomen in plaats van twaalf procent. Wie in de bijstand terechtkomt, betaalt niets terug: dat hoeft pas als iemand minstens het minimumloon verdient.
“We liggen hiermee op koers”, zegt minister Bussemaker in een persbericht. “Ik vind het van groot belang dat we scholieren en studenten zo snel mogelijk kunnen gaan voorlichten over wat dit voor hen persoonlijk betekent.”
Demonstreren
Studenten en vakbonden zijn tegen de komst van het leenstelsel, net als enkele oppositiepartijen. Op 14 november gaan ze demonstreren op het Malieveld in Den Haag. Ze vrezen dat het leenstelsel de toegankelijkheid van het hoger onderwijs in gevaar brengt.
Bussemaker vindt de tegenargumenten geen hout snijden. Volgens haar verdienen afgestudeerden van hogescholen en universiteiten gemiddeld anderhalf tot twee keer zoveel als hun leeftijdsgenoten zonder diploma in het hoger onderwijs. “Met dit wetsvoorstel vragen we van studenten om nu wat meer zelf te investeren in hun studie, zodat ze straks meer kunnen verdienen.”
Ze wijst erop dat de overheid het grootste deel van de studie blijft betalen: “In het hoger onderwijs is dat ongeveer 6.500 euro per student per jaar.”