Op 1 oktober gaat hij met emeritaat, na een hoogleraarschap van ruim 18 jaar. En een dienstverband van 32 jaar, dat getal zegt Jan Kees Looise (bijna 65) meer. Met veel plezier kijkt hij terug op zijn UT-tijd, waarvan een van de hoogtepunten (pas) begin dit jaar kwam: de benoeming van zijn opvolger Tanya Bondarouk. ‘Daarvoor was het enige tijd spannend of de leerstoel HRM zou blijven bestaan.’
Zijn eigen benoeming in 1996 was natuurlijk ook een hoogtepunt, vertelt Looise, net als de tien jaren die daarop volgden. ‘Een heel dynamische en inspirerende periode. Je kunt nieuwe initiatieven nemen, plannen maken, promovendi aanstellen. En als je nieuw bent vragen allerlei commissies je mee te denken.’
Uit beeld
‘Die cyclus verloopt, dat herkent iedereen’, vervolgt de hoogleraar. ‘Er komen nieuwe spannende mensen die in the picture moeten. Dan moet je plaatsmaken. Daar moet je trouwens niet moeilijk over doen.’
Moeilijk vond Looise het wel dat hij tijdens zijn hoogleraarschap losraakte van zijn onderzoek naar medezeggenschap en werknemersparticipatie. ‘Je wordt benoemd omdat je goed bent op je vakgebied. Vervolgens word je het management ingezogen, als opleidingsdirecteur of vakgroepvoorzitter. Het gevolg is dat je niet meer aan je onderzoek toekomt.’
Levensstijl
Gelukkig krijgt hij nu weer alle tijd om nieuw onderzoek op te zetten, bijvoorbeeld naar de positie van ondernemingsraden. ‘HRM-onderzoek is een integraal deel van mijn leven geworden, een soort levensstijl. Ik kan me niet voorstellen niets meer met mijn vakgebied te doen.’
Looise blijft met een nulaanstelling verbonden aan de UT. ‘Ik begeleid nog promovendi en afstudeerders en zal zo af en toe een bijdrage leveren aan een college.
Veranderdrang
In zijn afscheidsrede (vrijdag 3 oktober) gaat Looise in op de enorme veranderdrang die volgens hem bestaat binnen de bedrijfs- en bestuurskunde. ‘Als je goed kijkt naar bestuurlijke innovatie moet je je afvragen: wat is de drive? Het lijkt meer op veranderen om het veranderen dan dat bedrijven concrete doelen willen bereiken. Meestal is het niet effectief, je bereikt helemaal niet wat je wilde.’
‘Vaak is het een kwestie van het kan zo niet langer, we moeten veranderen. Zonder zich af te vragen wat de effecten zijn’, aldus de hoogleraar. Looise neemt de decentralisatie van de sociale woningbouw als voorbeeld. ‘Corporaties moesten ondernemend worden. Ze werden vrijgelaten en dat leidde tot allerlei effecten op beloningsgebied. Bovendien pakten corporaties activiteiten op die oneigenlijk zijn voor woningbouw, zoals een schip exploiteren.’
‘Dat de wetenschap deze processen niet goed heeft doordacht, vind ik kwalijk. Dat geldt ook voor mezelf’, erkent Looise. ‘We gaan te gemakkelijk mee met hypes zonder ons kritisch af te vragen wat verandering oplevert of effecten te evalueren.’
Fusie MB/GW
‘Je ziet die veranderdrang ook bij de UT’, weet de hoogleraar. ‘Neem de fusie van de faculteiten MB en GW. Commissies hebben geen goede argumenten aangedragen waarom die fusie er zou moeten komen. Er is iets opgeplakt als “meer kwaliteit door meer massa”. Maar die massa is er helemaal niet. Het blijven immers allemaal aparte vakgebieden.’
‘Ik wil overigens niet ontkennen dat er soms gereorganiseerd moet worden’, stelt Looise. ‘Maar dan moet je eerst een plan maken. Welke opleidingen zijn betrokken, welke positie wil je innemen in deze technische universiteit? Die discussie wordt niet gevoerd. Alleen dat we verbinding moeten zoeken met technologie. Maar dat is vrij algemeen.’
Geen aanhangwagenfunctie
Een andere actuele UT-verandering is Vision2020. Looise heeft ‘het gevoel dat op topniveau strategisch wordt nagedacht over de richting die de UT moet inslaan’. Dat stemt hem optimistisch, al blijft hij sceptisch over het effect van de veranderingen. ‘We hebben het vijf jaar geleden ook geprobeerd en eigenlijk zijn we al sinds Van Vught (rector van 1997-2004, red.) bezig met de positionering. Al die tijd is er weinig van terechtgekomen.’
Looise maakt zich vooral zorgen over de plaats die de sociale wetenschappen in het UT-profiel krijgen. ‘Dat is nog onvoldoende doordacht en ik zie er op het ogenblik ook weinig aanzetten toe. De trend is dat de sociale wetenschapen worden gezien als ondersteuning van technologie. Ik denk dat de sociale wetenschappen een zelfstandige positie verdienen binnen de UT, zeker ook gezien de omvang en de sterkte van de vakgroepen. We moeten niet een aanhangwagenfunctie krijgen.’