’s Avonds rond een uur of negen in het centrum van Enschede lijkt de perfecte gelegenheid om Arnoud tegen het lijf te lopen. Na een rondje over de Oude Markt en langs het Leger des Heils horen we zijn befaamde uitspraak. Helaas is hij niet langer welkom op de verschillende verwarmde terrassen, maar gelukkig biedt de fontein plaats voor een gesprek.
Hoe ben je eigenlijk terecht gekomen in het zwerverbestaan?
‘Ik woon al 42 jaar in Enschede en heb vroeger Mavo gedaan. Daarna ben ik naar Havo gegaan, maar die heb ik niet afgemaakt. Ik mag mezelf dus Havo-eindexamenkandidaat noemen. Ik woonde in een flat en had geen werk, ook nooit gehad. Ik had vooral een verkeerde familie en verkeerde vrienden. Het heeft verder ook met drugs te maken. Nooit aan beginnen.’
Hoe is het leven als zwerver?
‘In de zomer is het leuk, maar in de winter wordt het zwaarder, want dan wordt het een stuk kouder. Ik heb wel iedere nacht onderdak bij het Leger des Heils. en dat krijg ik meestal wel bij elkaar door het vragen van losse euro’s. Ik heb net nog bij het Leger des Heils warm gegeten, maar vaak sla ik het over.’
Wat zijn de leuke en minder leuke momenten als zwerver?
‘Ik had liever met een vrouw thuis gezeten met een colaatje en chips op de bank. Maar er zijn ook wel leuke momenten, bijvoorbeeld als ik een tientje krijg van iemand. Minder leuk is het als mensen beginnen te schelden en te dreigen bij het vragen van een losse euro.’
Spreek je je familie nog?
‘Zelden. Mijn zus woont in Athene en mijn vader van 87 jaar woont in Enschede. Mijn zus komt één keer per jaar naar mijn vader en dan gaan we winkelen. Ik heb pas een nieuwe broek, schoenen, jas en ondergoed van haar gekregen. Mijn vader spreek ik eens per maand als we uit eten gaan. Voor mijn verjaardag heb ik als cadeau gekregen dat ik eens in de week de Goody’s mag eten. Dan haal ik een broodje met lekkere warme geitenkaas.’
Wat vind je van Enschede?
‘Een hele gezellige stad met een gouden toekomst. Er is ook saamhorigheid. Toen we kampioen werden stond ik met tranen in mijn ogen op de oude markt.’
Wat vind je van studenten?
‘Studenten zijn wel sympathiek, de meesten dan. Veel studenten hebben de gewoonte om ‘gast’ te zeggen. Maar dat ben ik helemaal niet.’
Ambities?
‘Ik wil graag mijn eigen huis. Dan wil ik een boek schrijven over de afgelopen dertig jaar. Nu kan ik er nog niet aan beginnen, want ik kom er steeds niet aan toe. Ik heb een rustig plekje nodig met een volle koelkast. Misschien wil ik ook wel wereldnieuwslezer of politicus worden. Ik zie mezelf ook nog wel quiz- of showmaster worden. En ik wil dus graag een vrouw, maar die komt steeds niet opdagen.’
Wat ga je doen als het bedelverbod ingevoerd wordt?
‘Tja, ik weet het nog niet. Ik verzin wel iets. Of ik al een idee heb? Nee, ik heb geen flauw idee. Zijn we nu klaar? Kom maar op met die euro’s!’