Doedens vertelde onder andere over de risico’s van seksueel geweld die gepaard gaan met sociale instabiliteit, bijvoorbeeld in Syrië en Zuid-Soedan. Volgens haar is toegang tot reproductieve zorgverlening niet alleen een gezondheids-, psychologische en sociale behoefte, maar ook gewoon een menselijk recht.
Toch krijgt niet iedereen op deze wereld dat recht, zei Doedens. Ze had het daarom over de MISP (Minimal Initial Service Package), een cursus voor hulpverleners in conflictsituaties. Ze benadrukte ook het belang van ‘reproductive health kits’, pakketten met daarin bijvoorbeeld anticonceptiemiddelen, medicijnen en andere hulpmiddelen die de VN verspreidt in conflictgebieden. Maar om hulpmiddelen bij de juiste mensen te krijgen blijft een probleem, onderkende Doedens.
Ziekenhuizen doelwit IS
Dat bleek ook uit een vraag gericht aan Nieuwsuur-journalist Jan Eikelboom. Hij hield voor de lezing van Wilma Doedens zijn verhaal en kreeg als Midden-Oosten verslaggever de vraag hoe het was in Syrië op het gebied van reproductieve gezondheidszorg. Eikelboom vertelde dat hij een ziekenhuis in de stad Aleppo had bezocht, dat al acht keer gebombardeerd was. Het ziekenhuis was toen al grotendeels verdwenen; alleen in de kelder en bij de receptie konden patiënten nog behandeld worden.
Ziekenhuizen zijn namelijk belangrijke doelwitten van terreurgroep IS, zo zei ook Doedens. Het aantal keizersneden dat buiten een ziekenhuis wordt uitgevoerd is normaal gesproken bij 5 tot 15% van alle bevallingen. In Syrië is dat momenteel 60%, omdat de bevolking simpelweg te bang is om naar het ziekenhuis te gaan. Toch krijgen hulpverleners weinig tot geen hulp van buitenaf, omdat de Syrische overheid tegenwerkt.