Op de werkkamer van Lisette van Gemert-Pijnen hangt een opvallend schilderij. Een prachtig uitvergrote foto van een afschuwelijke gebeurtenis: de brand die op 20 november 2002 woedde in Cubicus en ervoor zorgde dat tientallen wetenschappers hun werkkamer in de vlammen zagen opgaan. Van Gemert, in die tijd nog promovenda, was jarig die dag en daarom niet op het werk. Het ongeloof was groot toen ze via de televisie de beelden zag.
Haar kamer brandde ook compleet uit. Gelukkig verloor ze niets van haar promotiemateriaal, dat al digitaal opgeslagen was en verspreid lag. ‘Ik kon relatief snel mijn werk weer oppakken.’ Dat die foto – grazende koeien met op de achtergrond een enorme rookwolk - er hangt is omdat het ‘een bijzonder mooie foto is’, vindt ze. ‘En bezoekers beginnen er meteen over, dus heb je gelijk een binnenkomer.’
Snelle opmars technologie
De promovenda uit 2002 is nu hoogleraar Persuasieve Gezondheidstechnologie. Aanstaande donderdag houdt ze haar oratie met als titel ‘synergie door verbindingen’. Haar belangstelling voor de gezondheidszorg ontstond toen ze voor haar studie Taalkunde in Groningen een ‘melodie intonatietherapie’ ontwikkelde voor afasiepatiënten. Het bracht haar in contacten met ziekenhuizen en medisch instituten. Daar viel haar al snel op hoe technologie een snelle opmars had in de gezondheidszorg. En dat mensen nieuwe technologieën als ondersteuning van werkzaamheden prima vinden, maar zodra dit een inbreuk is op hun routines de acceptatie stukken minder is.
'Technologie vaak onderbenut'
In diverse projecten van haar promovendi ontdekte ze hoe belangrijk het is om mensen, de gebruikers, te betrekken bij het ontwikkelen van nieuwe technologieën in de gezondheidszorg. ‘Het gebrek aan kennis en kunde leidt vaak tot onderbenutting van technologie. Vaak zie je dat onze samenleving ‘hype gestuurd’ is in plaats van visiegericht. Het draait dus om het hebben van de gadget – bijvoorbeeld een iPad op het werk – maar die wordt vervolgens niet volop benut.’
Mensen, in het bijzonder artsen, krijgen wel allerlei trainingen maar geen e-skills aangeleerd. ‘Daarbij weet die arts ook niet hoe hij de juiste keuze moet maken in het gebruik van technologie. Er zijn bijvoorbeeld allerlei apps voor patiënten om beter te leren ademhalen. Maar welke is nou getest en goed?’
Wat willen we met e-health?
Volgens Van Gemert-Pijnen is het van belang dat de overheid stilstaat bij de vraag wat we precies met e-health willen in onze wereld. ‘Vaak is de veiligheid van technologie wel goed geregeld, maar niet hoe we ermee moeten werken of er mee om moeten gaan. Waarom? Omdat het dus ontbreekt aan kennis en kunde. Technologie blijft daardoor onderbenut. ’
E-health is geen medicijn
E-health kost veel, wordt vaak geroepen. En is het ook wel effectief? Ja, zegt de hoogleraar. ‘Maar je kunt hier geen medische meetmethoden op toepassen. E-health is nou eenmaal geen medicijn. Je hebt dus andere bewijsvoering nodig. We kijken daarom binnen ons onderzoek naar klassieke gedragsmodellen, in een technische context. Hoe kun je veranderingen van gedrag ten opzichte van technologie meten? Dit is sociaal-wetenschappelijk ontwerpen, en precies datgene waar de UT goed in is. Ik werk hier met verschillende vakgroepen aan.’
Technologie moet zich aan ons aanpassen
Van Gemert-Pijnen noemt als voorbeeld een ‘teken-app’. ‘Iemand die bij de groenvoorziening werkt en veel meer risico loopt op tekenbeten zal zo’n app anders gebruiken dan een kampeerder. Wij willen onderzoeken hoe de omgeving in elkaar zit en wat de gebruiker moet doen. We zijn dus gericht op de symbiose tussen gebruiker en het ontwerp.’ Waar het volgens de hoogleraar nu om draait is dat de technologie zich aanpast aan ons, aan de wensen van de gebruiker. ‘Wat heb je aan een smartwatch, als die niet voldoet aan jouw behoeften en wensen?’
Technologie als infrastructuur in gezondsheidszorg
Van Gemert-Pijnen zou die symbiose tussen gebruiker en ontwerp het liefst ook in een simulatieomgeving willen onderzoek. Naast veldobervaties, dat al veel plaatsvindt. ‘Dat onderzoek zou bijvoorbeeld prima aansluiten bij trainingen van zorgprofessionals in het Europees Technologisch Medisch Centrum, dat zich straks in de Technohal zal huisvesten.’
Verder zoekt de hoogleraren veel samenwerking op met universiteiten in Canada en Finland, waar ze koploper zijn in onderzoek naar e-health. En met twee collega-hoogleraren e-health werkt ze aan een consortium. ‘Het draait ons niet om de ontwikkeling van nieuwe gadgets. Wij zien technologie in de e-health als infrastructuur voor een andere manier van werken in de gezondheidszorg.’