Communicatiewetenschapper Maartje de Graaf onderzocht voor haar promotieonderzoek onder andere hoe Nederlanders zouden willen dat robots er in de toekomst uitzien. Ze legde 1200 proefpersonen vier verschillende robotvormen voor. De meerderheid koos voor een robot die op een mens lijkt. ‘Dan voelt een robot vertrouwd.’
De Graaf noemt dit een ‘logische keus’. ‘Mensen denken dat als een robot een menselijke vorm heeft, hij ook beter met ons kan omgaan.’
Liever metaal dan huidskleur
Maar robots moeten ook weer niet té menselijk worden, weet De Graaf. Dat bleek uit interviews die ze eveneens voor haar proefschrift hield. ‘Mensen willen wel duidelijk kunnen zien dat ze met een robot te maken hebben.’
Een robot mag wel armen, benen en een gezicht hebben, maar Nederlanders zien volgens de communicatiewetenschapper niets in sommige Japanse robots die door hun huid nauwelijks van mensen zijn te onderscheiden. ‘Ik denk dat Nederlanders liever metaal zien dan huidskleur, en bij de gewrichten liefst nog wat mechanica willen zien.’
Gezelschapsrobots
De Graaf constateert in haar proefschrift, dat ze eind juni verdedigde, ook dat mensen een band op kunnen bouwen met een robot. ‘Ze beseffen dat het technologie is, maar als ze langere tijd met een robot omgaan lijken ze dat toch een beetje te vergeten.’
Na haar promotie is De Graaf begonnen met een postdoconderzoek dat voortborduurt op haar dissertatie. Het komende jaar wil ze onderzoeken of een relatie met een sociale robot van invloed is op het welzijn van ouderen. Zogenaamde companion robots zouden gezelschap kunnen geven aan eenzame ouderen.