Hij komt bedachtzaam over, kiest zijn woorden zorgvuldig en weegt alle voors en tegens af alvorens stelling te nemen. Toch is hij allesbehalve risicomijdend. In tegendeel zelfs, Erik van Keulen schuwt het avontuur geenszins. Hij ziet er dan ook geen been in om op z’n 58e nog een radicale carrièreswitch te maken. Na zeven jaar secretaris en algemeen directeur van de universiteit te zijn geweest, begint hij per 1 januari als zelfstandig adviseur en interim-manager, verbonden aan de Lysias Consulting Group.
Een verrassende move voor iemand die de loopbaanladder besteeg bij grote en gedegen werkgevers. Vanwaar deze wens om als zelfstandige de sprong in het ongewisse te wagen?
‘Ik zeg wel eens tegen anderen: ‘Je bent de regisseur van je eigen loopbaan.’ En deze stap heb ik altijd nog eens willen zetten. Het voelt goed om dat nu te doen. Ik kijk er ook echt naar uit. In alle jaren hiervoor heb ik veel kennis en ervaring kunnen opdoen. Eerst bij de Open Universiteit, die ik van de grond af aan mee heb helpen opbouwen en waar ik heb geleerd te pionieren. In vijftien jaar tijd heb ik er vijf verschillende functies gehad, van stafjurist tot directeur studentenzaken. Daarna ben ik bij de Provincie Overijssel vijf jaar directeur bestuurlijke aangelegenheden geweest en vervolgens vijf jaar directeur middelen. Voeg daar nog eens de ervaring bij die ik op de UT heb opgedaan en ik denk dat ik genoeg in huis heb om als interim-manager bestuurlijke en organisatorische problemen bij overheden en semi-overheden op te lossen. Maar… het blijft natuurlijk spannend. En ik weet ook niet of het gaat lukken, maar ik wil het in elk geval geprobeerd hebben.’
Hier was je secretaris van het college van bestuur, algemeen directeur en ook nog eens directeur Algemene Zaken. Schaak je dan niet op erg veel borden tegelijk?
’Dat klopt. De functie is complex, maar ik houd van organiseren en ik houd van managen en hier heb ik dat kunnen combineren. Ik kon de schakel zijn tussen bestuur en organisatie. Als secretaris ben je in de eerste plaats verantwoordelijk voor de kwaliteit van de stukkenstroom naar het bestuur toe. Je toets de stukken of ze aan alle eisen voldoen, zodat het college er een afgewogen oordeel over kan vellen. Tegelijkertijd zie je toe op de uitvoering van de besluiten binnen de organisatie. En dan ben je ook nog eens eerste adviseur van het college. Dat is een positie die je moet verdienen. Ik heb in mijn adviezen aan het CvB mijn mening nooit voor me gehouden; ook niet als die het college misschien wat minder welgevallig was. Tot aanvaringen heeft dat gelukkig nooit geleid, maar soms zijn er mede daardoor wel andere wegen ingeslagen.’
Daarmee houdt de functie echter niet op, toch?
‘Nee, als algemeen directeur van de universiteit geef je ook leiding aan de directeuren van de ondersteunende diensten, waaronder Strategie en Beleid, Financiën en Economische Zaken, HR en Marketing en Communicatie; allemaal heel verschillende diensten. En als directeur Algemene Zaken heb ik tevens de eindverantwoordelijkheid voor de onderdelen die hieronder vallen, zoals Bestuursondersteuning, Financial Audit, Eenheid Campus, UT Nieuws en het InnovationLab (Kennispark). Ook weer onderdelen met een heel eigen cultuur. Maar dat maakt het juist zo prachtig. Elke nieuwe dag brengt weer verrassende zaken op je pad. En ja, de functie is complex en intensief, maar ik houd er wel van om op verschillende borden tegelijk te spelen.’
Toen je hier aantrad kreeg je als opdracht een kwaliteitsslag te maken in de dienstverlening en niet alleen de samenwerking tussen de diensten te vergroten, maar ook de efficiency. Is dat gelukt?
‘Die vraag moet je eigenlijk aan een ander stellen, haha. Maar ik denk wel dat we een heel eind zijn gevorderd, al kan het natuurlijk altijd beter. De diensten functioneren goed en de medewerkers werken steeds beter samen. Ook weten de directeuren elkaar goed te vinden; er wordt meer dan vroeger in ketens gedacht, in processen. En we spenderen ook nog eens tien miljoen minder aan de ondersteunende diensten. Dat geld is trouwens ten goede gekomen aan ons primaire proces. Op Eindhoven na zijn we qua ondersteuning de meest efficiënte universiteit van Nederland. Of eigenlijk zijn we de efficiëntste, want Eindhoven heeft z’n IT geoutsourcet. Maar wat misschien nog belangrijker is, de dienstverlening wordt op de UT ook nog eens goed gewaardeerd.’
Laat je de UT met een gerust hart achter of zijn er stilletjes toch nog wensen?
‘De UT staat er goed voor. De samenwerking is op alle fronten toegenomen, de UT is veel internationaler geworden, draait mee in de wereldtop op het gebied van onderzoek. En het onderwijs heeft, dankzij het Twents Onderwijs Model, de centrale plaats gekregen die het bij een universiteit moet hebben. Kortom, de UT heeft alles in zich om de slogan University of Impact waar te maken.
Ik ben dan ook best trots op wat ik achterlaat: op de medewerkers van de diensten, die er met hun improvisatietalent altijd weer in slagen om oplossingen te vinden. Op de studenten, die hun verantwoordelijkheid in activisme nemen en een heel eigen inbreng in de universiteit leveren. Op de wetenschappelijke staf vanwege zijn gedrevenheid en passie voor onderwijs, onderzoek en valorisatie, en op het bestuur vanwege zijn vasthoudendheid bij de invoering van TOM.
Maar natuurlijk, er blijft altijd wat te wensen over. Een van de dingen die ik de UT zou gunnen is dat er meer begrip voor elkaar ontstaat. Ik mis soms het respect naar ondersteuners. In de afgelopen jaren zijn er flink wat bruggen geslagen, maar desondanks wordt er op de UT nog te veel in wij/zij-termen gesproken. Wij, de wetenschappers, versus zij, de dienstverleners. En omgekeerd. Dat is jammer, want we kunnen als universiteit heel trots zijn op de kwaliteit van onze ondersteuners; ze doen dag in dag uit hun stinkende best. En datzelfde geldt voor de wetenschappelijke staf, die op zijn beurt ook topsport bedrijft. Maar wederzijds wat meer begrip en respect zou mooi zijn.’
Zul je de UT gaan missen als op woensdagmiddag 14 december je afscheidsreceptie in de Faculty Club achter de rug is?
‘Dat weet ik wel zeker. Wat is vooral ga missen zijn de mensen hier, de collega’s met wie ik graag samenwerkte, de studenten, die ik af en toe een helpende hand kon reiken en natuurlijk de wetenschappers. Maar ook het internationale sfeertje. En niet te vergeten, mijn functie zelf. Dat ik op zo’n centrale plek in de organisatie heb mogen werken, daar ben ik heel dankbaar voor. Ik verwacht dan ook dat het met de UT net zo zal gaan als eerder met de Open Universiteit en de Provincie Overijssel; daarover praat ik nog steeds in wij-termen. Die verbondenheid zal ik ook met de UT blijven voelen, dat weet ik nu al.’