Miljoenen mensen volgen tegenwoordig cursussen via internet, colleges zijn thuis terug te zien en vergaderen met je collega’s kan ook via Skype. Dankzij digitalisering hoeven studenten en medewerkers van universiteiten en hogescholen elkaar steeds minder in levenden lijve te ontmoeten. Heeft de campus dan nog wel bestaansrecht?
Over die vraag gingen bestuurders, wetenschappers en studenten gisteren in gesprek bij de nieuwe campus van de Universiteit Leiden, aan de Wijnhaven in Den Haag. Gespreksleider Karl Dittrich, voorzitter van universiteitenvereniging VSNU, sprak zijn bewondering niet onder stoelen of banken: ‘Als ik zo om me heen kijk, denk ik: was ik nog maar jong, dan had ik kunnen kiezen voor dit soort prachtige gebouwen.’
Believers
Maar is zo’n mooie, splinternieuwe campus ook wel zo hard nodig? De zaal, in de woorden van Dittrich vooral gevuld met believers, vond van wel: vrijwel niemand stak zijn hand op toen werd gevraagd of er niet te veel geld aan nieuwe gebouwen wordt besteed.
Alleen Tariq Sewbaransingh, de nieuwbakken voorzitter van de Landelijke Studentenvakbond, plaatste een kritische noot. ‘Een goede campus is natuurlijk nodig, maar ik denk niet dat bestuurders daar te veel prioriteit aan moeten geven. Als zij zeggen dat geld dat bedoeld is voor onderwijs ook best naar een nieuw gebouw kan, slaat de balans de verkeerde kant uit.’
Alexandra den Heijer die onderzoek doet naar de ontwikkeling van Europese universiteitscampussen, bespeurt een opmerkelijke trend. ‘Het nut van al die investeringen werd lang in twijfel getrokken vanwege de digitalisering, maar de laatste jaren zie je weer een hang naar de fysieke ruimte. Het gebouw is weer nodig.’
Flexplekken
Het is niet vanzelfsprekend dat iedereen goed thuis kan werken, vulde Nick van der Meulen, die promoveerde op ‘flexplekken’, aan. ‘Ga er als bestuurder niet te snel vanuit dat iedereen graag flexibel werkt.’ Vooral ervaren medewerkers zijn gehecht aan hun eigen kantoor, en houden niet van het idee dat er collega’s op hun plek zitten als ze weg zijn.
Den Heijer bevestigde dat flexplekken ‘hete hangijzers’ zijn op universiteiten. ‘Die willen alle tussenwanden slopen en alles flexibel maken. Maar om ervoor te zorgen dat het onderwijsgeld goed wordt besteed, moeten medewerkers wel bereid zijn om wat ‘territorium’ in te leveren, al is het maar tien procent.’
Gewoontedieren
Bestaat de universitaire campus in 2040 nog in zijn huidige vorm? Ja en nee, was de conclusie in de zaal. ‘De kernfunctie van de campus, waar studenten en medewerkers samenkomen, zal blijven bestaan. Mensen zijn toch gewoontedieren’, stelde Van der Meulen.
Maar Tijs Breukink, lid van de raad van bestuur van Wageningen University, verwacht wel accentverschillen. ‘Vooral bij technische universiteiten, komt steeds meer samenwerking met grote bedrijven, die uit de talent pool willen vissen.’ Daarom zullen bedrijfsleven, studie en campus steeds meer ‘samenklonteren’ tot één geheel, voorspelde hij.
Zelfbenoemd romanticus Karl Dittrich denkt dat vernieuwing onvermijdelijk is, maar hoopt toch dat ‘alle ouwe meuk’ behouden blijft. ‘Ik krijg tranen in m’n ogen als ik bij Cambridge kom, zo mooi. En bovendien: je moet er toch niet aan denken dat wetenschappers straks met een rolkoffertje over de gang lopen, op zoek naar een werkplek?’