Laten we een beetje vaart maken met die emancipatie in de wetenschap, dacht PvdA-minister Bussemaker afgelopen januari. Ze reserveerde vijf miljoen euro voor honderd extra vrouwelijke hoogleraren in 2017.
Het zet wel zoden aan de dijk. Begin dit jaar waren er maar 568 vrouwen hoogleraar, tegen 2.583 mannen. Het aandeel vrouwen stijgt tergend langzaam en alle universiteiten willen daar iets doen.
Ze hebben onderling een verdeling gemaakt. Van die honderd hoogleraren gaan er zeventien naar de Universiteit Utrecht en twee naar de Open Universiteit. De rest van de instellingen zit daar ergens tussenin.
Te vroeg
Tenminste, als ze daadwerkelijk aanspraak maken op het geld en genoeg kandidaten kunnen werven. Sommige universiteiten vinden het te vroeg om er iets over te zeggen. Het jaar is immers nog niet voorbij. Maar andere laten weten dat ze op koers liggen en graag gebruik maken van de zogeheten Westerdijk Talentimpuls.
Wij gaan het waarschijnlijk ruimschoots halen, laat bijvoorbeeld de TU Delft weten. De Rijksuniversiteit Groningen heeft alle kandidaten zelfs al gevonden, net als de Open Universiteit. De Radboud Universiteit Nijmegen verwacht evenmin problemen.
UT: twintig procent
Dat klinkt goed, maar hoe weten we nu dat deze vrouwelijke hoogleraren ‘extra’ zijn? Er worden toch wel vaker vrouwen tot hoogleraar benoemd? We zullen het pas in 2020 weten, blijkt uit de regeling zelf.
Dat zit zo. Bussemaker heeft een interessante voorwaarde aan het geld verbonden. Het betreft extra benoemingen ‘bovenop de reeds met de universiteiten overeengekomen streefcijfers’, staat in de regeling. Die streefcijfers van de universiteiten zijn afgesproken voor het jaar 2020. De een mikt op vijftien procent vrouwelijke hoogleraren, de ander op 35 procent. De UT zit daartussenin: in 2020 moet twintig procent van de hoogleraren vrouw zijn.
Vrijblijvend?
Alleen zitten er geen consequenties aan die streefcijfers. In principe zouden de universiteiten in 2020 hun schouders kunnen ophalen en zeggen: we hebben het echt geprobeerd, maar het lukte niet.
Nu niet meer. Als ze dit jaar het geld van Bussemaker aannemen, wordt het een ander verhaal. Dan moeten ze in 2020 laten zien dat ze het geld terecht hebben aangevraagd. Vijftigduizend euro per benoeming.
Het is misschien geen groot bedrag op de totale begroting van een universiteit, maar het heeft wel veel symbolische waarde. Stel dat een universiteit straks een paar ton moet terugbetalen omdat de streefcijfers niet zijn gehaald en die vrouwelijke hoogleraren uit 2017 helemaal niet ‘extra’ blijken! Dat zou gênant zijn.
Chantage
Bussemakers cadeau is dus eigenlijk een vriendelijke vorm van chantage. Ze heeft weliswaar geen quotum ingevoerd, maar dit komt er toch dichtbij.
Een grove rekensom leert dat de universiteiten samen ongeveer 275 vrouwelijke hoogleraren extra in dienst moeten hebben in 2020 – inclusief de honderd van Bussemaker. Het landelijke percentage van 22 procent in 2020 gaat dan omhoog naar 26 procent.