De basisbeurs is afgeschaft om honderden miljoenen euro’s extra in het hoger onderwijs te kunnen steken. Maar de eerste studenten zonder beurs zouden daar weinig van merken: de opbrengst komt immers pas in de loop der jaren.
Dat kon natuurlijk niet en daarom beloofden de universiteiten en hogescholen ‘voorinvesteringen’ te doen: drie keer tweehonderd miljoen euro per jaar vanaf 2015, vooruitlopend op de honderden miljoenen euro’s in de toekomst.
Te stellig
Maar die belofte zijn de onderwijsinstellingen niet helemaal nagekomen. Daar werd al voor gewaarschuwd, onder meer door studentenorganisaties ISO en LSVb, maar toenmalig minister Bussemaker wilde er niets van weten. Ze gaf de Kamer een ‘te stellig en te rooskleurig beeld’, oordeelt de Rekenkamer, en vertrouwde volledig op de bedragen die de koepelorganisaties van universiteiten en hogescholen noemden.
'Of het geld goed wordt besteed, is geen idiote vraag.'
De universiteiten en hogescholen stellen dat ze 860 miljoen hebben uitgegeven: veel meer dan beloofd. Maar van slechts 280 miljoen euro kunnen de rekenmeesters met enige zekerheid vaststellen dat het echt om een extra uitgave gaat. Een bijna even groot bedrag (250 miljoen euro) is géén voorinvestering. Van nog eens 330 miljoen euro valt het niet te achterhalen. Het kan haast niet waar zijn dat al die uitgaven echte voorinvesteringen waren, meent de Rekenkamer.
Geen invloed
Ook is de medezeggenschap niet goed bij de extra uitgaven betrokken. In het eerste jaar viel dat nog te begrijpen: het moest allemaal snel gebeuren. Maar zelfs in het tweede jaar hadden studenten en medewerkers bij een op de vier onderwijsinstellingen geen invloed op deze extra uitgaven. ‘Daar moeten we van leren’, zegt Francine Giskes, bestuurslid van de Algemene Rekenkamer.
Is de Tweede Kamer moedwillig verkeerd voorgelicht?
‘De minister speelde geen kwaad spel, daar gaat het niet om. Het was misschien gemakzucht: als de beloftes van de universiteiten en hogescholen goed klinken, heb je niet de neiging om de cijfers in twijfel te trekken. Wij vinden het wel opvallend dat het ministerie geen nadere check heeft gedaan of de cijfers wel klopten. Dat lijkt ons wel geboden, want het was een belangrijke afspraak waar mensen met argusogen naar keken.’
Hebben de studenten de afgelopen drie jaar beter onderwijs gekregen?
‘Dat is de kernvraag van ons onderzoek. Wij doen geen uitspraak over de kwaliteit, maar over de uitgaven. De onderwijsinstellingen zouden drie keer tweehonderd miljoen euro extra besteden aan het onderwijs. Kunnen we die bedragen ergens terugvinden? Dat viel niet mee.’
De universiteiten en hogescholen werpen tegen dat u pas achteraf heeft gedefinieerd wat precies een ‘voorinvestering’ is. Dat vinden ze niet eerlijk.
‘Dat is niet waar, we hebben de omschrijving gebruikt die ze destijds zelf gaven: het gaat om extra uitgaven aan de kwaliteit van het onderwijs in die eerste drie jaren. Dus als een onderwijsinstelling bijvoorbeeld tien extra docenten aanstelt als ‘voorinvestering’, dan kijken wij of dat ook echt is gebeurd. En dan willen we ook weten of die tien extra docenten niet allang waren voorzien, want dan is het natuurlijk geen extra investering.
Het klinkt simpel.
‘En toch signaleren wij dat veel uitgaven onduidelijk zijn. En je mag best weten dat er een paar rondes overheen zijn gegaan waarin we onze bevindingen aan de bestuurders voorlegden en zij weer probeerden om die te weerleggen.’
De bevindingen komen niet als een verrassing. De critici hadden vooraf voor dit probleem gewaarschuwd.
‘Maar die hadden ook ongelijk kunnen hebben. We moesten het checken. Het had gekund dat het allemaal perfect liep.’
Wat haalt het rapport nu nog uit? Het leenstelsel wordt niet teruggedraaid en er zit een nieuwe minister.
‘Wij doen dit onderzoek juist omdat de discussie over de financiering van het hoger onderwijs steeds weer de kop opsteekt. Er gaan miljarden naar het hoger onderwijs. Of het geld goed wordt besteed, is geen idiote vraag. Naarmate de uitgaven minder goed worden verantwoord, voelt de politiek zich ongemakkelijker.’
En dus moet het geld van het nieuwe leenstelsel volgens u zichtbaar blijven in de jaarverslagen. Zou je dan ook moeten nadenken over een betere verantwoording van het onderwijsgeld, zoals het Rathenau Instituut vandaag suggereert?
‘Het is niet onze bedoeling dat universiteiten en hogescholen alle uitgaven weer helemaal moeten verantwoorden aan Den Haag. Wij zeggen alleen: zeker als er extra geld naar het hoger onderwijs gaat, moet voor alle spelers helder zijn wat er met dat geld gedaan wordt.
Hoeveel geld krijgen de instellingen, bereiken ze daarmee het beoogde doel en heeft de medezeggenschap er voldoende zicht op? Daar moeten we over praten. Als we willen dat het leenstelsel het hoger onderwijs beter maakt, dan moeten we het wel goed regelen. Nu zijn we nog op tijd, de echte opbrengst moet nog komen.’