Hebben de onderwijsbestuurders een punt over hoe desastreus deze bezuinigingen zijn?
‘Ja, dat moet ik wel concluderen. Er wordt ongericht gesneden in de onderwijsfinanciering. In de Miljoenennota zie je het kortetermijndenken van dit kabinet terug: de koopkracht moet omhoog en er moet gecompenseerd worden voor fouten in het verleden. De maatregelen die genomen worden zijn gericht op het bedrijfsleven en belastingverlagingen. Dat is denken op de korte termijn, waarbij de lange termijn vergeten wordt. Bezuinigen op het onderwijs is een aanslag op het toekomstig verdienvermogen van dit land. Daarbij worden beslissingen genomen op basis van wat ik shaky evidence zou noemen.’
Over Ben Jongbloed
Ben Jongbloed is universitair hoofddocent bij de faculteit BMS en verbonden aan onderzoeksinstituut CHEPS, het Center for Higher Education Policy Studies, sinds kort onderdeel van de BMS-sectie KiTeS (Knowledge, Transformation, Society). Jongbloed is expert op het gebied van de financiering van het hoger onderwijs.
Op wat voor manier komt dat tot uiting in de Miljoenennota?
‘Neem bijvoorbeeld het afschaffen van de starters- en stimuleringsbeurzen, waarvan wordt geschreven dat ze niet effectief zijn. Dat lijkt me een erg voorbarige conclusie, aangezien ze nog maar pasgeleden zijn ingevoerd. Ondertussen zegt het kabinet over de sectorgelden – die behouden blijven – wél dat ze een effectief instrument zijn, maar dat moet ook nog maar blijken. Het is vooral beleid vanuit de onderbuik. Daarnaast wordt zo’n 1,2 miljard euro uitgetrokken ter compensatie van de zogeheten pechstudenten. Dat is een ongelooflijke smak geld, waarvan je je kunt afvragen of dat wel zo verstandig is. Begrijp me niet verkeerd, het is niet dat ik het de studenten misgun. Maar die compensatie is geen investering in het hoger onderwijs.’
Wat zijn bewezen maatregelen die wél zouden werken?
‘Er is relatief weinig bekend over werkende onderwijsinterventies, maar een grote slag valt te halen in het zorgen dat een student op de juiste plek zit. Dat wordt ook geconstateerd in het recente IBO-rapport over doelmatig hoger onderwijs. Dus kun je interventies overwegen als betere studievoorlichting, of een andere inrichting van een eerste jaar van een bachelor. Uit datzelfde IBO-rapport komt ook de langstudeermaatregel. Ik weet echter niet of zo’n strafprikkel goed uitpakt; het kan een afschrikkende werking hebben op aankomende studenten, zeker die met een kleinere beurs. Een collega suggereerde dat in plaats van zo’n langstudeerboete het wellicht beter is als instellingen een soort bonus ontvangen bij studenten die afstuderen binnen de afgesproken tijd, nominaal plus één jaar in principe.’
Het kabinet bezuinigt verder aan de hand van het snijden in de starters- en stimuleringsbeurzen en zet de Wet Internationalisering in Balans door. Wat voor pijn gaat dat doen bij instellingen?
‘Die pijn gaat overal gevoeld worden. Het schrappen van de startersbeurzen vermindert de carrièrekansen voor universitair docenten. Daarnaast kunnen universiteiten hun ambities minder goed waarmaken. Ook de internationaliseringswetgeving gaat gevolgen hebben voor de financiën en de kwaliteit. Internationale studenten geven een impuls aan de dynamiek in de collegezalen. En onderschat niet de financiële effecten. Neem alleen al de opleiding psychologie bij onze BMS-faculteit op de UT. Die is sterk afhankelijk van buitenlandse instroom.’
Wat kan de UT doen om dit soort uitdagingen het hoofd te bieden?
‘Samenwerken, dat lijkt me het sleutelwoord. Niet alleen binnen de universiteit zelf, maar ook erbuiten, met andere instellingen en het bedrijfsleven. Dit kabinet wil investeren in het bedrijfsleven, dan is het verstandig om die samenwerking nadrukkelijker op te zoeken. Maar ook met andere universiteiten zijn afspraken te maken over hoe we onze opleidingscapaciteit en onderzoekscapaciteit gaan inzetten in ruil voor bekostiging. In de Miljoenennota heet dat capaciteitsbekostiging. Bovenal zijn er tal van mogelijkheden voor samenwerking in de regio, specifiek met hogeschool Saxion. Bijvoorbeeld een gezamenlijke propedeuse en samen optrekken in werving en studievoorlichting, dat zijn kansen die nu nog grotendeels onbenut blijven.’
Samenwerken is het devies, maar universiteiten beconcurreren elkaar ondertussen ook om dezelfde studenten…
‘Concurreren gaat makkelijker met bondgenoten dan met vijanden. Die concurrentie tussen universiteiten om studenteninstroom en onderzoeksfinanciering, die zal blijven. Daar wordt de wetenschap ook sterk door gedreven. Het komt dan neer op profilering: kun je je als universiteit onderscheiden van anderen? Denk bijvoorbeeld aan baangaranties en het bieden van huisvesting, dat zijn interventies die je in samenwerking met het bedrijfsleven kan oppakken.’
Valt te zeggen wat het speelveld de komende jaren zal zijn voor de universiteiten?
‘Ze moeten in actie komen en hun meerwaarde laten zien. De universiteiten zijn in slaap gesust door de vorige minister, Robbert Dijkgraaf. Die heeft voor Sinterklaas gespeeld en is gaan uitdelen. Die tijden komen niet meer terug, dus dat zal wennen zijn. Maar ik zou zeggen dat het geen zin heeft om in teleurstellingen te blijven hangen. Er liggen uitdagingen, maar ook kansen.’
Hoe zien die er voor de UT uit?
‘Er zijn kansen om een en ander goed tegen het licht te houden. Ik heb me al jaren verbaasd over het hoge aantal minoren en masterspecialisaties. De middelen gaan gewoonweg schaarser zijn, dus moet je je onderwijsmodel op allerlei vlakken onder de loep nemen. Heel specifiek kan de UT zich bijvoorbeeld afvragen of challenge-based learning, waar de afgelopen jaren op is ingezet, wel houdbaar is. In theorie werkt het concept geweldig, maar in de praktijk is het een ontzettend dure vorm van onderwijs om aan te bieden. Door schaarste wordt een universiteit gedwongen om scherpere keuzes te maken.’