De universiteiten en hogescholen stellen dat ze de afgelopen drie jaar uit eigen reserves samen 860 miljoen euro hebben gestoken in de verbetering van hun onderwijs. Ze liepen daarmee vooruit op de miljoenenopbrengst van het leenstelsel die vanaf 2018 beschikbaar komt. Ook de studenten die sinds 2015 geen basisbeurs meer ontvangen, konden daardoor meeprofiteren.
Maar de Algemene Rekenkamer kan van slechts 280 miljoen euro vaststellen dat het echt om extra uitgaven gaat. De rekenmeesters noemen het daarom ‘niet waarschijnlijk’ dat de instellingen de toegezegde zeshonderd miljoen aan voorinvesteringen hebben gerealiseerd.
Te strikt
Volgens de Vereniging Hogescholen klopt dat niet. Ze wijt dat aan de definities die de Rekenkamer hanteert. De afspraken die de instellingen in 2014 met de minister maakten waren ‘globaal’, zodat ze hun eigen keuzes konden maken. ‘Wij herkennen ons niet in de strikte definities die de Rekenkamer in haar eindrapport hanteert. Deze definities zijn bovendien kennelijk pas gaandeweg het onderzoek door de onderzoekers opgesteld, nadat de hogescholen reeds bevraagd waren.’
Ook universiteitenvereniging VSNU meent dat Rekenkamer nieuwe definities introduceert. Had minister Bussemaker eind 2015 niet zelf geconcludeerd ‘dat de instellingen zich hielden aan de afspraken die gemaakt zijn over de voorinvesteringen in het kader van het Studievoorschot?’ En: ‘Nieuwe definities achteraf van de Rekenkamer leiden logischerwijs tot verschillen.’
In een interview met het HOP weerspreekt Rekenkamerbestuurder Francine Giskes de kritiek van de koepels: ‘We hebben de beschrijving gebruikt die ze destijds zelf gaven.’
Beterschap
Minister Van Engelshoven belooft beterschap. Haar voorganger Jet Bussemaker heeft de Tweede Kamer geïnformeerd op basis van de informatie die de Vereniging Hogescholen en de VSNU haar verstrekten, schrijft ze in haar reactie op het rapport. ‘De koepels hebben dit gedaan op basis van de informatie van de individuele instellingen. Deze informatie is met bronvermelding met de Tweede Kamer gedeeld. Er blijkt nu onduidelijkheid te zijn ontstaan bij de verantwoording van deze voorinvesteringen. Dit zal niet bij de studievoorschotmiddelen gebeuren.’
Ze is het eens met de Rekenkamer dat de miljoenen die ze nu verdeelt uit de opbrengst van het leenstelsel, afzonderlijk zichtbaar moeten blijven en goed verantwoord moeten worden in de jaarverslagen.
Verbijsterd
De studentenorganisaties hadden in 2015, toen de basisbeurs werd afgeschaft, al de nodige twijfels bij de beloftes van de onderwijsinstellingen. Het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) kreeg destijds signalen dat uitgaven als extra investeringen werden gepresenteerd, terwijl die al voor de afschaffing van de basisbeurs gepland stonden.
Datzelfde zegt nu voorzitter Tariq Sewbaransingh van de Landelijke Studentenvakbond (LSVb): instellingen gaven volgens hem zelden duidelijkheid over hun uitgaven. ‘Als ze dat wel wilden, bleek vaak dat al geplande investeringen gepresenteerd werden als nieuwe plannen.’ Hij is naar eigen zeggen ‘verbijsterd’ over de conclusies in het rapport van de Rekenkamer.
Om ervoor te zorgen dat medezeggenschapsraden voortaan meer inspraak krijgen in de uitgaven die hun instelling doet, heeft de LSVb drie suggesties. Centrale medezeggenschapsraden moeten volgens hem beter worden gefaciliteerd en recht krijgen op een eigen hoofdstuk in het jaarverslag. Verder wil de LSVb dat er een aparte tabel over de besteding van het leenstelselgeld komt in het jaarverslag en de begroting van de instellingen.
Medezeggenschappers moeten ruim van tevoren in staat worden gesteld om een oordeel te vellen over de uitgaven van hun hogeschool of universiteit, reageert ISO-voorzitter Rhea van der Dong. ‘Wij horen verhalen van medezeggenschapsraden die maar twee uur per week hebben om hun werk te doen. Dat is bij lange na niet genoeg.’ Ze wijst op medezeggenschapsmonitor, waaruit blijkt dat veel raadsleden ontevreden zijn over het gebrek aan tijd en informatie.