Met het afschaffen van de basisbeurs in 2015 zouden er op termijn honderden miljoenen euro’s beschikbaar komen om het hoger onderwijs te verbeteren. Maar dat geld liet nog wel even op zich wachten en daarom werd van instellingen gevraagd om drie jaar lang uit eigen zak ‘voorinvesteringen’ te doen.
Eind vorig jaar keek de Algemene Rekenkamer of universiteiten en hogescholen zich aan deze afspraak hadden gehouden. Dat bleek nog maar de vraag: van de 860 miljoen die instellingen zelf zeiden te hebben uitgegeven, konden de rekenmeesters maar 280 miljoen euro labelen als voorinvestering. Een bijna even groot bedrag (250 miljoen euro) was volgens hen géén voorinvestering en van nog eens 330 miljoen euro viel het niet te achterhalen.
Onduidelijkheid
Maar van de suggestie van GroenLinks dat instellingen alsnog miljoenen moeten bijleggen, wil minister Van Engelshoven niets weten. Immers, schrijft ze, ook de Rekenkamer geeft aan dat de 860 miljoen euro ‘in potentie aan onderwijskwaliteit is besteed’, en daar hebben alle studenten van kunnen profiteren. Wel erkent ze dat er onduidelijkheid blijkt te zijn bij de verantwoording of dit nu wel of geen voorinvesteringen waren.
Hoe dan ook, stelt ze, van deze onduidelijkheid ‘kunnen we leren voor toekomstig beleid.’ Daarmee doelt ze op de kwaliteitsafspraken die straks met de hogeronderwijsinstellingen worden gemaakt.
Medezeggenschap
De Rekenkamer onderzocht ook of de medezeggenschap betrokken was bij de extra uitgaven. Dat bleek lang niet altijd het geval. geval. Maar dat signaal herkent Van Engelshoven niet: ‘Uit de overleggen die ik met de koepels en studentenbonden voer over dit onderwerp, is gebleken dat ten aanzien (van de hoofdlijnen) van de begroting van 2017 alle medezeggenschapsorganen op zowel universiteiten als hogescholen hun instemming hebben verleend.’ Wel vindt ze dat de medezeggenschap vroegtijdig moet worden betrokken bij de besluitvorming.
Ze belooft dat er na afronding van de gesprekken met de koepels en de studentenbonden in april een vervolgbrief komt over het rapport van de Rekenkamer.