Vorig jaar werd er fel gediscussieerd over het Nationale actieplan om meer kansen te bieden aan wetenschappers die vrouw zijn, een migratieachtergrond hebben of die anderszins niet in het traditionele plaatje passen. Een Kamermeerderheid drong er bij de minister op aan dat de minister haar plan zou afzwakken. De VVD was bang voor ‘betuttelracisme’, en ook andere partijen vonden dat het bijhouden van ‘lijstjes’ van de etniciteit en migratieachtergrond van studenten en medewerkers te ver ging.
Diplomatieker
Van Engelshoven wilde aanvankelijk van geen wijken weten: ‘Het blijft me af en toe verbazen hoezeer het streven naar diversiteit in deze samenleving weerstand oproept’, verzuchtte ze in het Kamerdebat. Haar toon is inmiddels wat diplomatieker, blijkt uit een nieuwe brief waarin ze op de kritische moties van de Tweede Kamer reageert.
Daarbij speelt mogelijk mee dat er ook vanuit de medezeggenschapsraden van universiteiten kritiek kwam op plannen om de culturele diversiteit van medewerkers in een ‘barometer’ weer te geven. Alle vijf de deelnemende universiteiten zetten die plannen vervolgens op pauze.
Maar diplomatiek geformuleerd of niet, haar standpunten lijken ongewijzigd. De registratie van individuele persoonskenmerken is inderdaad niet wenselijk, schrijft de minister. Wel noemt ze het belangrijk dat er ‘feitelijke informatie’ is over knelpunten in de wetenschap met betrekking tot kansengelijkheid.
Vandaar dat ze het Rathenau Instituut alsnog opdracht heeft gegeven om een eerste meting te doen op basis van bestaande data, zonder nieuwe gegevens te verzamelen over de etnische of migratieachtergrond van medewerkers. Levert dat te weinig op, dan kan een nieuw kabinet altijd nog besluiten tot ‘structurele monitoring’.
Ook aan andere kritische Kamermoties zegt ze invulling te geven, maar meestal alleen door de beslissing aan de instellingen te laten. Over een aangenomen SGP-motie tegen de komst van nog meer ‘diversiteitsofficieren’ schrijft ze: ‘Het is aan de instellingen zelf om te bepalen hoe ze deze functie vormgeven.’
Europa
Bovendien waarschuwt ze, moeten alle publieke onderwijs- en onderzoeksinstellingen met ingang van volgend jaar een ‘gendergelijkheidsplan’ hebben, willen ze in aanmerking komen voor Europese onderzoeksfinanciering. Ze moeten dus mensen in dienst hebben die zo’n plan kunnen maken en helpen uitvoeren, ‘zoals bijvoorbeeld een diversiteitsofficier’.
Het CDA wil niet dat de diversiteit van een onderzoeksgroep meeweegt bij de aanvraag van onderzoeksgeld, maar de minister denkt daar anders over. Door Europese onderzoeksfinanciers gebeurt dit al en het zou zomaar kunnen dat ook de Nederlandse onderzoeksfinancier NWO die keuze in de toekomst maakt.
Intussen werken de universiteiten door aan hun diversiteitsplannen. Ze kunnen daarbij nu gebruikmaken van een zogeheten ‘handreiking gendergelijkheidsplannen’ die een adviescommissie onder leiding van VU-rector Vinod Subramaniam heeft geschreven.
Daarin staat onder meer dat de instellingen oog moeten hebben voor ‘gender’ en dan niet alleen voor vrouwen, maar ook voor ‘non-binaire en transgender personen’. Bovendien moet het onderwijscurriculum worden gecheckt, maar ook bijvoorbeeld de kunst aan de muur, de aanwezigheid van gender-neutrale toiletten en de namen van gebouwen.