Volgende week is het Prinsjesdag en presenteert het kabinet de begroting voor 2019. Daarin zal nog altijd een bezuiniging op het onderwijs staan, blijkt uit een brief van minister Van Engelshoven.
De Eerste Kamer had gevraagd of het kabinet nog één keer wilde kijken of de korting niet verzacht kon worden. Nee, is nu het antwoord. De bezuiniging bedraagt komend jaar 92 miljoen euro en loopt op tot structureel 183 miljoen vanaf 2021.
Van Engelshoven geeft de schuld aan het vorige kabinet en benadrukt dat de huidige coalitie juist extra geld aan onderwijs uitgeeft. Het gat was bovendien nog veel groter en is door de huidige regering deels gedempt.
Het gat is deels ontstaan door succesvol beleid uit het verleden: de overheid wilde graag dat universiteiten en hogescholen buitenlandse studenten zouden werven en dat is gelukt. Nu komen er zoveel studenten dat het een beetje in de papieren loopt.
De bezuiniging treft het hele onderwijs, van basisschool tot en met universiteit. Ook de wetenschap moet iets inleveren.
De protestbeweging WOinActie heeft de minister een ultimatum gesteld: op Prinsjesdag zou de bezuiniging van tafel moeten zijn. Dat gaat dus niet gebeuren, laat staan dat er veel meer geld bijkomt, zoals de actievoerders wensen.
Het hoger onderwijs kan overigens meer geld tegemoet zien dankzij de opbrengst van het nieuwe leenstelsel, waarin de basisbeurs is afgeschaft: voor volgend jaar is het 184 miljoen euro. Dit geld is bedoeld om het hoger onderwijs te verbeteren.
De ‘doelmatigheidskorting’ werkt de andere kant op. In een debat over de vorige begroting zei minister Van Engelshoven dat ze liefst zou bezuinigen ‘door te kappen in het woud van overleggen’ in het onderwijs, maar ze begreep dat dit niet genoeg zou opleveren. De bezuiniging ‘gaat ergens pijn doen’, erkende ze.
De senatoren in de Eerste Kamer konden dat maar moeilijk verkroppen en leverden felle kritiek, maar daar bleef het bij. Ze wilden het kabinet niet dwingen om de koers te wijzigen en dus gaat de korting niet van tafel.