De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde het gisteren nog eens: de Breda University of Applied Sciences en andere hogescholen die wo-opleidingen aanbieden, kunnen geen aanspraak maken op universitair onderzoeksgeld. Want dat is wettelijk nu eenmaal niet toegestaan. En dus rest de hogescholen maar één oplossing: de wet moet worden aangepast.
Veegwet
De Groningse Hanzehogeschool biedt twee wo-masters aan. Collegevoorzitter Henk Pijlman, die ook senator is voor D66, verwacht dat er dit jaar nog een ‘veegwet’ komt waarmee de Wet op het hoger onderwijs en onderzoek (WHW) op technische onderdelen kan worden gewijzigd. ‘We hopen dat dit ook kan gebeuren met de onderzoeksbekostiging van de wo-opleidingen die hogescholen aanbieden, en zijn daarover in gesprek met het ministerie.’
Toen de wo-studie European master in renewable energy van de Hanze gekeurd werd door de NVAO waren de twee hoogleraren in de visitatiecommissie hoogst verbaasd dat de Hanze alleen onderwijsgeld krijgt voor de opleiding en geen onderzoeksgeld. ‘Ze vielen zowat van hun stoel. We krijgen eigenlijk maar de helft van het geld terwijl we aan dezelfde eisen moeten voldoen als elke andere universitaire opleiding. Dit voelt buitengewoon onrechtvaardig.’
Voetnoot
Pijlman heeft inmiddels ook contact gehad met de commissie-Van Rijn, die in opdracht van minister Van Engelshoven onderzoekt hoe de bekostiging van het hoger onderwijs en onderzoek kan worden verbeterd. Hij hoopt dat de commissie zijn standpunt deelt en navenant adviseert aan de minister. ‘Al is het maar in een voetnoot.’
Zijn collega-bestuurder Elisabeth Minnemann van de Breda University of Applied Sciences benadrukt dat haar hogeschool in elk geval doorgaat met de wo-opleidingen. ‘Het zijn opleidingen waaraan veel behoefte bestaat en die niet door een Nederlandse universiteit worden aangeboden.’
Toch ziet ook zij het als een hiaat in de wet dat haar hogeschool er geen onderzoeksbekostiging voor krijgt. ‘We willen hierover in gesprek blijven met het ministerie en zullen de kwestie aankaarten bij de commissie-Van Rijn.’